HOE raarder en raarder!’ riep Alice (ze was zo in de war dat ze niet eens meer behoorlijk Nederlands kon spreken) ‘nu ga ik uit elkaar als de grootste verrekijker van de wereld! Dag voeten!’ (want toen zij naar beneden keek, waren die zo ver weg, dat zij ze amper kon zien) ‘O, mijn arme voetjes! wie moet jullie nu je schoenen en kousen aantrekken? Ik geloof vast niet dat ik dat nog kan doen! Ik ben veel te ver weg om me nog met jullie te bemoeien! Jullie moet nu maar zien hoe je je redt.’ - ‘Maar ik moet een beetje aardig tegen ze zijn,’ dacht Alice, ‘want anders willen ze misschien niet eens meer dezelfde kant uitlopen als ik. Weet je wat, ik zal ze met Kerstmis altijd een paar nieuwe schoenen geven.’
'Curiouser and curiouser!' cried Alice (she was so much surprised, that for the moment she quite forgot how to speak good English); 'now I'm opening out like the largest telescope that ever was! Good-bye, feet!' (for when she looked down at her feet, they seemed to be almost out of sight, they were getting so far off). 'Oh, my poor little feet, I wonder who will put on your shoes and stockings for you now, dears? I'm sure I shan't be able! I shall be a great deal too far off to trouble myself about you: you must manage the best way you can;—but I must be kind to them,' thought Alice, 'or perhaps they won't walk the way I want to go! Let me see: I'll give them a new pair of boots every Christmas.'
En zij begon dit plan te overdenken. ‘Die moeten met de bode gebracht worden,’ dacht ze, ‘en wat zal het leuk zijn om een cadeautje te sturen aan je eigen voeten. En wat zullen de adressen er gek uitzien:
And she went on planning to herself how she would manage it. 'They must go by the carrier,' she thought; 'and how funny it'll seem, sending presents to one's own feet! And how odd the directions will look!
Aan den Weledelen Heer Rechtervoet van Alice,
Haardkleedje, bij de Haard,
(met vriendelijke groeten)
ALICE'S RIGHT FOOT, ESQ.
HEARTHRUG,
NEAR THE FENDER,
(WITH ALICE'S LOVE).
Maar wat ben ik eigenlijk een onzin aan het praten!’
Oh dear, what nonsense I'm talking!'
Tegelijk stootte haar hoofd tegen het plafond van de zaal, zij was nu trouwens meer dan drie meter groot en ze pakte meteen het gouden sleuteltje van de tafel en holde naar de tuindeur.
Just then her head struck against the roof of the hall: in fact she was now more than nine feet high, and she at once took up the little golden key and hurried off to the garden door.
Arme Alice! Ze kon wanneer ze op haar zij ging liggen ternauwernood met één oog de tuin in kijken, maar minder dan ooit had ze kans om erin te gaan wandelen. Ze ging weer op de grond zitten en begon te huilen.
Poor Alice! It was as much as she could do, lying down on one side, to look through into the garden with one eye; but to get through was more hopeless than ever: she sat down and began to cry again.
‘Je moest je schamen,’ zei Alice, ‘een grote meid zoals jij (en daar had ze wel gelijk in!) en dan zo zitten huilen. Wil je er wel eens dadelijk mee ophouden!’ Maar ze ging er rustig mee door en ze huilde liters tranen, tot die een groot meer vormden om haar heen, dat wel een meter diep was en tot half in de zaal door liep.
'You ought to be ashamed of yourself,' said Alice, 'a great girl like you,' (she might well say this), 'to go on crying in this way! Stop this moment, I tell you!' But she went on all the same, shedding gallons of tears, until there was a large pool all round her, about four inches deep and reaching half down the hall.
Na een poosje hoorde zij een zacht getrippel van voeten in de verte en zij veegde haastig haar tranen af om te zien wie daar aankwam. Het was het Witte Konijn, dat terugkwam; prachtig gekleed, met een paar witte glacéhandschoenen in zijn ene hand en een grote waaier in de andere; hij kwam in een reuze haast aanhollen en mompelde bij zichzelf: ‘O de Hertogin, de Hertogin! O wat zal ze woedend zijn, dat ik haar heb laten wachten!’ Alice was zo wanhopig, dat zij aan iedereen hulp zou hebben gevraagd; en daarom zei ze ook, toen het Konijn in haar buurt kwam, heel zacht en bedeesd: ‘Ach, meneer -’. Het Konijn schrok geweldig, liet de witte glacéhandschoenen en de waaier vallen en rende weg in de duisternis zo hard als hij kon.
After a time she heard a little pattering of feet in the distance, and she hastily dried her eyes to see what was coming. It was the White Rabbit returning, splendidly dressed, with a pair of white kid gloves in one hand and a large fan in the other: he came trotting along in a great hurry, muttering to himself as he came, 'Oh! the Duchess, the Duchess! Oh! won't she be savage if I've kept her waiting!' Alice felt so desperate that she was ready to ask help of any one; so, when the Rabbit came near her, she began, in a low, timid voice, 'If you please, sir—' The Rabbit started violently, dropped the white kid gloves and the fan, and skurried away into the darkness as hard as he could go.
Alice nam de waaier en de handschoenen op en daar het erg warm was in de zaal, begon zij zich al pratend met de waaier wat koelte toe te wuiven. ‘Wat een rare dag is het toch vandaag! En gisteren was alles nog heel gewoon. Zou ik vannacht misschien veranderd zijn? Even kijken, was ik dan mijzelf, toen ik vanmorgen opstond? Ik geloof eigenlijk wel dat ik me een beetje anders voelde. Maar als ik niet mezelf ben, wie ter wereld ben ik dan?’ En zij ging al de kinderen van haar leeftijd na, die zij kende, om te zien of zij misschien in een van hen veranderd was.
Alice took up the fan and gloves, and, as the hall was very hot, she kept fanning herself all the time she went on talking: 'Dear, dear! How queer everything is to-day! And yesterday things went on just as usual. I wonder if I've been changed in the night? Let me think: was I the same when I got up this morning? I almost think I can remember feeling a little different. But if I'm not the same, the next question is, Who in the world am I? Ah, THAT'S the great puzzle!' And she began thinking over all the children she knew that were of the same age as herself, to see if she could have been changed for any of them.
‘Ik weet zeker, dat ik Ada niet ben,’ zei ze, ‘want zij heeft heel lange krullen en mijn haar krult helemaal niet; en Mabel kan ik ook niet zijn, want ik weet een hele boel en zij weet bijna niets. Trouwens, zij is zij, en ik ben ik, ach, ach, wat is dat toch allemaal moeilijk! Ik moet eerst kijken of ik nog alles weet wat ik vroeger wist: 4 × 5 is 12 en 4 × 6 is 13 en 4 × 7 -, maar lieve help, zo kom ik nooit aan de twintig. Nu, de tafels van vermenigvuldiging doen er ook niet veel toe, ik zal het eens met aardrijkskunde proberen. Londen is de hoofdstad van Parijs en Parijs is de hoofdstad van Rome - nee, dat kan niet, ik weet zeker, dat dat allemaal verkeerd is. Ik moet Mabel zijn geworden! Laat ik eens proberen of ik “Hoe vrolijk plast de krokodil” nog op kan zeggen.’ En zij legde haar handen in haar schoot alsof zij een les op zei en begon, maar haar stem was hees en vreemd en de woorden klonken anders dan vroeger:
'I'm sure I'm not Ada,' she said, 'for her hair goes in such long ringlets, and mine doesn't go in ringlets at all; and I'm sure I can't be Mabel, for I know all sorts of things, and she, oh! she knows such a very little! Besides, SHE'S she, and I'm I, and—oh dear, how puzzling it all is! I'll try if I know all the things I used to know. Let me see: four times five is twelve, and four times six is thirteen, and four times seven is—oh dear! I shall never get to twenty at that rate! However, the Multiplication Table doesn't signify: let's try Geography. London is the capital of Paris, and Paris is the capital of Rome, and Rome—no, THAT'S all wrong, I'm certain! I must have been changed for Mabel! I'll try and say "How doth the little—"' and she crossed her hands on her lap as if she were saying lessons, and began to repeat it, but her voice sounded hoarse and strange, and the words did not come the same as they used to do:—
‘Hoe vrolijk plast de krokodil
In 't water met zijn snuit,
Hoe vriendlijk spreidt hij als hij wil
Zijn klauwen naar u uit!
'How doth the little crocodile
Improve his shining tail,
And pour the waters of the Nile
On every golden scale!
Hoe uitermate lief is het
Wanneer hij in het rond
De vissen welkom toeroept met
Een glimlach om zijn mond!’
'How cheerfully he seems to grin,
How neatly spread his claws,
And welcome little fishes in
With gently smiling jaws!'
‘Ik geloof nooit dat dat de goede woorden zijn,’ zei de arme Alice, en haar ogen kwamen opnieuw vol tranen, toen zij verder praatte. ‘Ik moet Mabel zijn geworden en dan moet ik in dat kleine huisje wonen en dan heb ik bijna geen speelgoed en moet ik een heleboel huiswerk maken! Neen, daar heb ik geen zin in, als ik Mabel ben, blijf ik hier beneden! En ze hoeven heus niet naar beneden te roepen: ‘Kom naar boven schat,’ ik zal alleen maar opkijken en zeggen: ‘wie ben ik dan, zeg me eerst wie ik ben,’ en als ik het dan prettig vind om die iemand te zijn, ga ik naar boven en als ik dat niet vind, blijf ik hier tot ik weer een ander ben geworden, maar o, o,’ riep Alice, terwijl zij plotseling weer in tranen uitbarstte, ‘ik wou dat ze hun hoofden maar door het konijnenhol staken, ik heb er zo verschrikkelijk genoeg van om hier alleen te zijn!’
'I'm sure those are not the right words,' said poor Alice, and her eyes filled with tears again as she went on, 'I must be Mabel after all, and I shall have to go and live in that poky little house, and have next to no toys to play with, and oh! ever so many lessons to learn! No, I've made up my mind about it; if I'm Mabel, I'll stay down here! It'll be no use their putting their heads down and saying "Come up again, dear!" I shall only look up and say "Who am I then? Tell me that first, and then, if I like being that person, I'll come up: if not, I'll stay down here till I'm somebody else"—but, oh dear!' cried Alice, with a sudden burst of tears, 'I do wish they WOULD put their heads down! I am so VERY tired of being all alone here!'
Terwijl zij dit zei, keek ze naar haar handen en ze was erg verrast, toen zij zag, dat ze een van de witte handschoentjes van het Konijn aan had getrokken. ‘Hoe kan ik dat nu gedaan hebben,’ dacht ze, ‘dan moet ik intussen kleiner worden.’ Zij stond op en ging naar de tafel om zich daaraan te meten en ze merkte, dat ze nog ongeveer zestig centimeter groot was en snel in elkaar kromp; ze begreep al gauw dat dat kwam door de waaier, die zij nog altijd vast hield en zij liet die onmiddellijk vallen om te voorkomen dat zij helemaal weg zou krimpen.
As she said this she looked down at her hands, and was surprised to see that she had put on one of the Rabbit's little white kid gloves while she was talking. 'How CAN I have done that?' she thought. 'I must be growing small again.' She got up and went to the table to measure herself by it, and found that, as nearly as she could guess, she was now about two feet high, and was going on shrinking rapidly: she soon found out that the cause of this was the fan she was holding, and she dropped it hastily, just in time to avoid shrinking away altogether.
‘Dat was op het kantjeaf,’ zei Alice, nogal geschrokken van deze plotselinge verandering, maar toch erg blij, dat ze nog leefde, ‘en nu naar de tuin!’ en zij holde zo hard als ze kon naar het deurtje; maar ach! dat was weer dicht en het gouden sleuteltje lag net als vroeger op de glazen tafel ‘en nu ben ik er slechter aan toe dan ooit,’ dacht het arme kind, ‘want ik ben nog nooit zo klein geweest als nu, nog nooit. En ik vind heus dat het nu wel een beetje te erg wordt.’
'That WAS a narrow escape!' said Alice, a good deal frightened at the sudden change, but very glad to find herself still in existence; 'and now for the garden!' and she ran with all speed back to the little door: but, alas! the little door was shut again, and the little golden key was lying on the glass table as before, 'and things are worse than ever,' thought the poor child, 'for I never was so small as this before, never! And I declare it's too bad, that it is!'
Ineens gleed ze uit en het volgende ogenblik lag ze tot haar kin in zout water. Eerst dacht ze dat ze op een of andere manier in zee was gevallen, ‘en als dat zo is, kan ik terug met de trein,’ zei ze bij zichzelf. (Alice was één keer in haar leven naar zee geweest en zij dacht nu, dat, waar je ook bent aan de Hollandse kust, er overal badkoetsjes in zee zijn, en kinderen aan het strand, die met houten schoppen kuilen graven, en dan een rij hotels en daarachter een station).Maar al spoedig begreep ze dat ze in het meer van de tranen terecht was gekomen, die zij gehuild had, toen ze drie meter groot was.
As she said these words her foot slipped, and in another moment, splash! she was up to her chin in salt water. Her first idea was that she had somehow fallen into the sea, 'and in that case I can go back by railway,' she said to herself. (Alice had been to the seaside once in her life, and had come to the general conclusion, that wherever you go to on the English coast you find a number of bathing machines in the sea, some children digging in the sand with wooden spades, then a row of lodging houses, and behind them a railway station.) However, she soon made out that she was in the pool of tears which she had wept when she was nine feet high.
‘Ik wou dat ik niet zoveel gehuild had,’ zei Alice, terwijl zij rondzwom om de vaste grond terug te vinden. ‘En nu zal ik daar mijn straf voor krijgen en in mijn eigen tranen moeten verdrinken! Dat zou toch wel heel gek zijn. Maar vandaag gaat alles even gek.’
'I wish I hadn't cried so much!' said Alice, as she swam about, trying to find her way out. 'I shall be punished for it now, I suppose, by being drowned in my own tears! That WILL be a queer thing, to be sure! However, everything is queer to-day.'
Toen hoorde ze een eindje verder iets plassen in het meer en ze zwom er naar toe, om te kijken wat het was; eerst dacht ze dat het een walrus of een nijlpaard moest zijn, maar toen bedacht ze dat ze nu zelf erg klein was en ze zag dat het enkel een muis was, die net als zij in het water was geraakt.
Just then she heard something splashing about in the pool a little way off, and she swam nearer to make out what it was: at first she thought it must be a walrus or hippopotamus, but then she remembered how small she was now, and she soon made out that it was only a mouse that had slipped in like herself.
‘Zou het zin hebben om die muis aan te spreken?’ dacht Alice. ‘Er gebeuren hier beneden zoveel rare dingen, dat ik het eigenlijk heel gewoon zou vinden als hij kon praten; in elk geval, baat het niet, dan schaadt het niet.’ En zij begon: ‘O Muis, weet u ook hoe ik uit dit meer kan komen? Ik ben erg moe van het zwemmen geworden, o Muis.’ (Alice dacht dat dit wel de juiste manier moest zijn om een muis aan te spreken; zij had dat nog wel nooit geprobeerd, maar zij herinnerde zich, dat zij eens in de Latijnse grammatica van haar broer had zien staan: een muis, van een muis, aan een muis, een muis, o muis). De muis keek haar tamelijk nieuwsgierig aan en het leek of hij haar een knipoogje gaf, maar hij zei niets.
'Would it be of any use, now,' thought Alice, 'to speak to this mouse? Everything is so out-of-the-way down here, that I should think very likely it can talk: at any rate, there's no harm in trying.' So she began: 'O Mouse, do you know the way out of this pool? I am very tired of swimming about here, O Mouse!' (Alice thought this must be the right way of speaking to a mouse: she had never done such a thing before, but she remembered having seen in her brother's Latin Grammar, 'A mouse—of a mouse—to a mouse—a mouse—O mouse!') The Mouse looked at her rather inquisitively, and seemed to her to wink with one of its little eyes, but it said nothing.
‘Misschien verstaat hij geen Nederlands,’ dacht Alice; ‘het kan best een Franse muis zijn, die met Napoleon mee is gekomen’ (want al had Alice altijd heel braaf haar geschiedenis geleerd, ze wist nooit zo erg goed hoe lang geleden iets was gebeurd). En daarom zei ze ‘Où est ma chatte?’; dit was namelijk de eerste zin uit haar Franse leerboek. De Muis sprong plotseling boven het water uit en sidderde van angst over zijn hele lichaam. ‘O, neemt u me alstublieft niet kwalijk,’ riep Alice vlug, bang dat zij de gevoelens van het arme dier had gekwetst, ‘ik vergat dat u niet van katten houdt.’
'Perhaps it doesn't understand English,' thought Alice; 'I daresay it's a French mouse, come over with William the Conqueror.' (For, with all her knowledge of history, Alice had no very clear notion how long ago anything had happened.) So she began again: 'Ou est ma chatte?' which was the first sentence in her French lesson-book. The Mouse gave a sudden leap out of the water, and seemed to quiver all over with fright. 'Oh, I beg your pardon!' cried Alice hastily, afraid that she had hurt the poor animal's feelings. 'I quite forgot you didn't like cats.'
‘Dat ik niet van katten houd,’ riep de Muis met een schrille, opgewonden stem. ‘Zou jij van katten houden in mijn plaats!’
'Not like cats!' cried the Mouse, in a shrill, passionate voice. 'Would YOU like cats if you were me?'
‘Misschien niet,’ zei Alice sussend, ‘weest u maar niet boos. En toch zou ik u wel eens onze Dina willen laten zien, ik denk dat u best van katten zou gaan houden, als u haar eens kon ontmoeten. Het is zo'n snoes.’ Alice praatte half bij zichzelf verder, terwijl ze langzaam in het meer rondzwom, ‘en ze zit zo lief te spinnen bij de haard en haar poten te likken en haar gezicht te wassen, - en ze is zo lekker zacht om over te aaien - en ze kan geweldig muizen vangen - o, neemt u me niet kwalijk!’ riep Alice weer, want dit keer gingen alle haren van de muis overeind staan van woede en zij voelde dat zij hem nu werkelijk had beledigd. ‘We zullen er niet meer over praten, als u dat liever niet doet.’
'Well, perhaps not,' said Alice in a soothing tone: 'don't be angry about it. And yet I wish I could show you our cat Dinah: I think you'd take a fancy to cats if you could only see her. She is such a dear quiet thing,' Alice went on, half to herself, as she swam lazily about in the pool, 'and she sits purring so nicely by the fire, licking her paws and washing her face—and she is such a nice soft thing to nurse—and she's such a capital one for catching mice—oh, I beg your pardon!' cried Alice again, for this time the Mouse was bristling all over, and she felt certain it must be really offended. 'We won't talk about her any more if you'd rather not.'
‘Die is goed,’ riep de Muis, die beefde tot aan het puntje van zijn staart, ‘alsof ik over een dergelijk onderwerp zou willen praten! Onze familie haat katten; het zijn vieze, laaghartige, ongemanierde beesten! Laat mij dat woord nooit meer horen!’
'We indeed!' cried the Mouse, who was trembling down to the end of his tail. 'As if I would talk on such a subject! Our family always HATED cats: nasty, low, vulgar things! Don't let me hear the name again!'
‘Nee natuurlijk niet!’ zei Alice, die graag van onderwerp wou veranderen. ‘Houdt u dan wel van honden?’ De Muis antwoordde niet en dus ging Alice verder: ‘Bij ons in de buurt hebben ze toch zo'n lief hondje. Dat zou ik u graag eens willen laten zien! Een terrier is het met heel heldere ogen, weet u, en met o zo lang bruin krulhaar! En als je iets weggooit, dan brengt hij het weer terug, en hij kan mooi zitten en om zijn eten vragen en allerlei andere kunstjes - ik weet ze niet eens meer allemaal - en hij is van een boer, weet u, die zegt dat hij wel honderd gulden waard is, hij zegt dat hij alle ratten doodmaakt en - o lieve help!’ riep Alice spijtig, ‘ik ben bang dat ik hem weer beledigd heb.’ Want de Muis zwom zo hard als hij kon weg en maakte een geweldige deining in het water.
'I won't indeed!' said Alice, in a great hurry to change the subject of conversation. 'Are you—are you fond—of—of dogs?' The Mouse did not answer, so Alice went on eagerly: 'There is such a nice little dog near our house I should like to show you! A little bright-eyed terrier, you know, with oh, such long curly brown hair! And it'll fetch things when you throw them, and it'll sit up and beg for its dinner, and all sorts of things—I can't remember half of them—and it belongs to a farmer, you know, and he says it's so useful, it's worth a hundred pounds! He says it kills all the rats and—oh dear!' cried Alice in a sorrowful tone, 'I'm afraid I've offended it again!' For the Mouse was swimming away from her as hard as it could go, and making quite a commotion in the pool as it went.
Ze riep hem heel vriendelijk na: ‘Lieve Muis, komt u toch terug, dan zullen we niet meer over katten of honden praten, als u dat niet prettig vindt!’ Toen de Muis dat hoorde, keerde hij zich om en zwom langzaam op haar af; zijn gezicht was erg bleek (van woede, dacht Alice) en hij zei met trillende stem: ‘Laten we naar de kant gaan, dan zal ik je mijn geschiedenis vertellen en dan zul je begrijpen waarom ik katten en honden haat.’
So she called softly after it, 'Mouse dear! Do come back again, and we won't talk about cats or dogs either, if you don't like them!' When the Mouse heard this, it turned round and swam slowly back to her: its face was quite pale (with passion, Alice thought), and it said in a low trembling voice, 'Let us get to the shore, and then I'll tell you my history, and you'll understand why it is I hate cats and dogs.'
Het was trouwens hoog tijd om weg te gaan, want het meer was helemaal vol met vogels en andere dieren die er in waren gevallen: er was een Eend bij en een Dodo, een Papegaai en een jonge Arend en een hele boel andere vreemde beesten. Alice ging voorop en het hele gezelschap zwom naar de kant.
It was high time to go, for the pool was getting quite crowded with the birds and animals that had fallen into it: there were a Duck and a Dodo, a Lory and an Eaglet, and several other curious creatures. Alice led the way, and the whole party swam to the shore.