De avonturen van Alice

   De Soepschildpad zuchtte diep en droogde zijn ogen met de rug van een van zijn vinnen. Hij keek naar Alice en probeerde iets te zeggen, maar de snikken verstikten zijn stem. ‘Het lijkt wel of hij een graat in zijn keel heeft,’ zei de Griffioen en hij begon hem te schudden en op zijn rug te kloppen. Tenslotte kwam de stem van de Soepschildpad terug en terwijl de tranen langs zijn wangen biggelden, ging hij verder:

   La Falsa Kelonio profunde ekĝemis, kaj tiris la postan flankon de unu piedaĵo trans la okuloj. Li fikse rigardis Alicion kaj forte penis paroli, sed liaj plorĝemoj dum kelkaj minutoj neebligis la parolojn.

"Li kondutas same kvazaŭ li havas oston en la gorĝo," diris la Grifo kaj tuj klopodis (per fortaj skuoj kaj manfrapoj sur la dorson) eligi la oston. Fine la Falsa Kelonio regajnis la voĉpovon, kaj kun larmoj glitfalantaj sur siaj vangoj komencis:

   ‘Je hebt misschien niet lang onder in de zee gewoond!’ (‘Daar heb ik nog nooit gewoond,’ zei Alice) - ‘en misschien ben je zelfs nog nooit op bezoek geweest bij een zeekrab -’ (Alice begon te zeggen: ‘Ik proefde eens -’, maar zij slikte het haastig weer in en zei: ‘Nee nooit’) - ‘dus heb je ook geen idee hoe heerlijk een zeekrab-quadrille is.’

   "Eble vi ne loĝis longan tempon sub la maro (Alicio intermetis 'Mi neniam') eble ankaŭ vi neniam estas prezentita al Omaro—(Alicio komencis diri 'Mi unufojon gustumis—' sed rapide haltigis sin kaj diris anstataŭe 'Mi neniam')—do vi eĉ ne povas imagi, kia rava afero estas la Omara Kvadrilo."

   ‘Nee,’ zei Alice, ‘wat is dat voor een dans?’

   "Mi devas konfesi ke ne," diris Alicio. "Kiaspeca ĝi estas?"

   ‘Kijk,’ zei de Griffioen, ‘je gaat eerst in een rij op het strand staan -’

   "Nu," la Grifo respondis, "oni komence formiĝas en unu rangon laŭ la marbordo—"

   ‘In twee rijen!’ schreeuwde de Soepschildpad, ‘zeehonden, schildpadden enzovoort en als je dan de kwallen hebt opgeruimd -’

   "En du rangojn," interrompis la Falsa Kelonio, "da fokoj, kelonioj, k.c. Poste, kiam oni formovis ĉiujn meduzojn—"

   ‘Dat kost meestal veel tijd,’ onderbrak de Griffioen.

   —"Kio ordinare konsumas multe da tempo," intermetis la Grifo.

   ‘Dan ga je twee aan twee naar voren -’

   —"Oni du fojojn antaŭen iras—"

   ‘Ieder met een zeekrab als dame,’ schreeuwde de Griffioen.

   —"ĉiu kun sia kundancanta omaro,"—ree interrompis la Grifo.

   ‘Natuurlijk,’ zei de Soepschildpad, ‘en met zijn tweeën naar voren -’

   —"Kompreneble," konsentis la Falsa Kelonio—"du fojojn antaŭen iras, turniĝas kun la kunulo—"

   ‘Changez de crabes en terug in dezelfde volgorde,’ vervolgde de Soepschildpad.

   —"Ŝanĝas la kunulon kaj reiras samvice," diris la Grifo.

   ‘- en dan, weet je,’ ging de Soepschildpad verder, ‘dan gooi je -’

   —"Poste," la Falsa Kelonio rekomencis, "oni ja ĵetas la—"

   ‘- de zeekrabben!’ riep de Griffioen en sprong in de lucht.

   —"la omarojn," ekkriis ekscitite la Grifo, kaj saltis en la aeron.

   ‘- zover als je kunt in zee -’.

   —"Kiel eble plej malproksimen en la maron—"

   ‘- je zwemt ze achterna!’ gilde de Griffioen.

   —"Naĝsekvas ilin," la Grifo kriis, ankoraŭ pli ekscitite.

   ‘ -maakt een buiteling in de zee!’ schreeuwde de Soepschildpad en maakte wilde capriolen.

   —"Renversas sin en la maro—" dirante tion eĉ la Falsa Kelonio saltis furioze sur la piedpintoj.

   ‘- en weer: Changez de crabes!’ krijste de Griffioen.

   —"Denove ŝanĝas la kunulon—" Ĉi tiun fojon la Grifo tiel forte kriegis, ke ŝajnis al Alicio ke ŝiaj oreloj krevas.

   ‘- en je gaat weer aan land en dat is de eerste figuur,’ zei de Soepschildpad. Zijnstem brak plotseling af en de twee beesten die als gekken in het rond hadden gedanst gingen heel treurig en stil weer zitten en keken Alice aan.

   —"Renaĝas al tero, kaj—jen la fino de l' unua movado," diris la Falsa Kelonio. En tiu momento li subite mallaŭtigis la voĉon, kaj ambaŭ bestoj kiuj ĵus freneze ĉirkaŭsaltis, ree sidiĝis, kaj rigardis Alicion trankvile kaj tre melankolie.

   ‘Dat moet een heel leuke danszijn,’zei Alice schuchter.

   "Ĝi nepre estus tre plezuriga danco por alrigardi," diris Alicio.

   ‘Wil je eens zien hoe het gaat?’ zei de Soepschildpad.

   "Ĉu vi volus vidi iometon da ĝi?" demandis la Falsa Kelonio.

   ‘Heel graag,’ zei Alice.

   "Ho, mi tre ŝatus ĝin," respondis Alicio.

   ‘Laten we de eerste figuur eens proberen!’ zei de Soepschildpad, ‘het gaat best zonder zeekrabben, weet je. Wie zingt erbij?’

   "Ni do tradancu kune la unuan parton," diris la Falsa Kelonio al la Grifo, "la omarojn ni ja povos imagi. Kiu el ni kantos la muzikon?"

   ‘Jij,’ zei de Griffioen, ‘ik heb de woorden vergeten.’

   "Ho, vi kantu," diris la Grifo, "ĉar mi forgesis la vortojn."

   Toen begonnen ze plechtig om Alice heen te dansen. Zo nu en dan trapten ze haar op de tenen als ze te dicht bij haar kwamen en zij wuifden met hun voorpoten om de maat aan te geven, terwijl de Soepschildpad heel langzaam en treurig zong:

   Ili do komencis danci ĉirkaŭ Alicio. Ne malofte, pro tro apudaj paŝoj, ili piedpremis al ŝi la piedfingrojn. Ambaŭ markis la taktojn svingante la dekstran antaŭpiedaĵon; kaj tre malrapide, tre triste la Falsa Kelonio kantis:—

‘Loopt u toch een beetje vlugger,’
    zei een witvis tot een slak,
 ‘Er zit een bruinvis op mijn hielen
    en die trapt me op mijn hak.

      "Ho, Limak', vi plirapidu!" la merlango plende ĝemas;
       "Ĉar fokeno post ni sekvas, kaj la voston al mi premas!

Kijk de zeekrab en de schildpad
   zwemmen samen naar de kant,
 En de anderen staan te wachten
   om te dansen op het strand.

      Kelonioj kaj omaroj je fervoro ĉiuj bolas,
       Kaj atendas vin sur sablo! Ĉu vi ankaŭ danci volas?

Danst u nu met me mee, danst u niet met me mee,
 Danst u nu met me mee, we dansen hand in hand,
 We dansen eerst naar voren, dan naar de andre kant,
 En we dansen hand in hand.’

      Vi konsentas, ĉu ne vere? Vi konsentas partopreni?
       Vi konsentas. Ĉu ne vere? Ho, konsentu partopreni.

‘O het zal zo prettig wezen,
   u hebt werklijk geen idee,
 Want zij gooien u tenslotte
   als een zeekrab in de zee,’
 Maar de slak was 't te lang zwemmen
   en zij keek eens naar de kant,
 En zij dankt de witvis vriendlijk,
   maar zij danst niet op het strand.

      Ho, imagu vi la ravon esti supren altlevita!
       Esti kun omar' kunulo for en maron forĵetita!"
       "Ne! Tro longen!" diris la limak', skuante sin timeme,
       "Mi ne volas." Al merlango do rifuzis li dankeme.

Zij danst niet in de zee, zij danst niet met hem mee,
 Zij danst niet in de zee, zij danst niet hand in hand,
 Zij danst niet eerst naar voren, niet naar de andre kant,
 Zij danst niet hand in hand.

      Ja konsenti li ne volis, li ne povis partopreni,
       Ja konsenti li ne povis, li ne volis partopreni.

‘ Wat geeft het nu hoe ver het is,’
   zei de verliefde vis,
 ‘'k Weet zeker dat het andre strand
   nog heel wat verder is.
 Het Engelse is 't verste af
   en 't Franse aan deze kant,
 Neem uw gemak mijn lieve slak,
   maar dans met mij op 't strand.

      Fiŝamiko al li diris "Ne tre gravas la distancoj;
       Aliborde estas ja alia lando kaj la Francoj!
       Ju pli longen de Anglujo, pli apude al Francujo!
       Do, ne timu! Ĉar sur ambaŭ bordoj jen por vi patrujo.

Danst u nu met me mee, danst u niet met me mee,
 Danst u nu met me mee, we dansen hand in hand,
 We dansen eerst naar voren, dan naar de andre kant
 We dansen hand in hand.

      Vi konsentas, ĉu ne vere? Vi konsentas partopreni?
       Vi konsentas, ĉu ne vere? Ho, konsentu partopreni!"

   ‘Dank u, 't is een heel interessante dans,’ zei Alice, die heel blij was dat het eindelijk uit was ‘en dat liedje over die witvis vind ik erg leuk!’

   Kiam la dancado finiĝis, Alicio interne sentis ke ĝi estas teda kaj eĉ ne sendanĝera por ŝi; tamen ŝi diris ĝentile:—

"Mi tre dankas; mi tre interesiĝis vidante la dancadon; kaj speciale plaĉis al mi tiu kurioza kanto pri la merlango."

   ‘O ja die witvis,’ zei de Soepschildpad, ‘je kent hem natuurlijk -’

   "Ho, pri la merlangoj," diris la Falsa Kelonio, "vi kompreneble vidis ilin?"

   ‘Ja,’ zei Alice, ‘bij het eet-’ - ze slikte de woorden haastig in.

   "Jes," Alicio respondis, "tre ofte mi vidis ilin en la frit—"

   ‘Nu,’ zei de Soepschildpad, ‘dan weet je ook hoe witvissen er uit zien.’

   "Pri Lafrito, mi ne scias kie sidas tiu urbo," diris la Falsa Kelonio, "sed se vi tre ofte vidis ilin, vi kompreneble konas kian aspekton ili havas?"

   ‘Zeker,’ zei Alice peinzend, ‘ze hebben hun staart in hun mond en ze zijn helemaal bedekt met paneermeel.’

   "Mi kredas ke jes," diris Alicio, konsiderante. "Ili havas la vostojn en la buŝoj; ankaŭ ili estas kovritaj per paneroj."

   ‘Dat is niet waar,’ zei de Soepschildpad, ‘dat paneermeel zou afspoelen in zee. Maar ze hebben inderdaad hun staart in hun mond en de reden daarvan is -’ Hier geeuwde de Soepschildpad en sloot zijn ogen. ‘Vertel jij het haar,’ zei hij tot de Griffioen.

   "Pri la paneroj vi eraras," diris la Falsa Kelonio, "ili ne povas pro la marviŝo teni panerojn sur la korpo. Sed pri la vostoj vi ne eraras, kaj la kaŭzo ja estas—"

En tiu momento la Falsa Kelonio oscedis kaj fermis la okulojn, dirante al la Grifo: "Vi diru al ŝi pri la kaŭzo kaj ĉion tion."

   ‘Ze wilden met de zeekrabben dansen. Ze werden in zee gegooid. Ze moesten een heel stuk vallen. Hun staarten kwamen in hun mond. Ze konden die er niet meer uit krijgen. Dat is alles.’

   "La kaŭzo estas," diris la Grifo, "ke ili persistis iri danci kun omaroj; do, oni ĵetis ilin malproksimen en la maro; do ili havis tre longan falon; do, la vostoj fiksiĝis en la buŝoj, kaj oni ne povis malfiksi ilin; do—jen ĉio."

   ‘Dank u,’ zei Alice, ‘dat is heel interessant, ‘ik heb nog nooit zoveel over witvissen geweten.’

   "Mi dankas," diris Alicio, "tio estas por mi tre interesa. Ĝis hodiaŭ mi sciis tre malmulte pri merlangoj."

   ‘Ik kan je nog veel meer vertellen als je wilt,’ zei de Griffioen, ‘weet je waarom zij “witvis” heten?’

   "Mi povas diri al vi pli ol tio, se al vi plaĉos," diris la Grifo. "Ĉu vi scias kial oni nomas tiun fiŝon merlango?"

   ‘Daar heb ik nog nooit over nagedacht,’ zei Alice.

   "Mi neniam pripensis tiun demandon," diris Alicio. "Kial do?"

   ‘Zij poetsen de laarzen en schoenen,’ antwoordde de Griffioen heel plechtig.

   "Ĝi poluras la bot-kaj ŝuojn," diris tre solene la Grifo.

   Alice begreep dit niet. ‘Zij poetsen de laarzen en schoenen?’ herhaalde zij verwonderd.

   "Pol-ur-as la bot-kaj ŝu-ojn," Alicio ripetis tre malrapide, dispecigante la vortojn en la celo eligi la nepre kaŝitan signifon.

   ‘Als jij smerige schoenen hebt?’ zei de Griffioen, ‘hoe krijg je ze dan weer glanzend?’

   "Per kio oni poluras viajn ŝuojn?" demandis la Grifo.

   Alice keek naar haar schoenen en dacht even na voor zij antwoordde: ‘Wel met schoensmeer denk ik.’

   Alicio rigardis sur ilin kaj iom konsideris antaŭ ol respondi:

"Mi kredas ke oni traktas ilin per ciro aŭ iu alia nigrigilo."

   ‘Precies,’ zei de Griffioen met een diepe stem, ‘smeerschoenen poets je met schoensmeer, maar hier onder de zee zijn ze wit en de witvis is de vis die de schoenen wit. Snap je? - Maar vertel nu eens van jouw avonturen!’

   "Tie ĉi, sub la maro," diris la Grifo per tre profunda voĉo, "oni poluras botojn per blankigilo. Do, vi nun komprenas.")

   "Kaj el kio oni fabrikas viajn piedirilojn?" Alicio demandis scivole.

   "Ho, pri la piediriloj," respondis la Grifo, "unue mi konsilas al vi ne uzi tiajn longajn kombinaĵojn, kiujn nur la plej lertaj maranoj povas uzi sen la danĝero esti malkomprenataj. Due, por respondi la demandon, jen la iloj kiujn ni uzas por igi la submaranojn pie diri la veron—ni metas sub la piedoj algojn, efektive ĉion verdan, ĉar, bedaŭrinde, ne ĉiuj niaj gejunuloj estas instinkte verd-iremaj."

   "Se mi estus la merlango," diris Alicio ankoraŭ pripensante la kanton, "mi dirus al la fokeno: 'Malantaŭen Sinjoro! oni ne bezonas vin.'"

   "La Merlangoj ja ĉiam volas kunhavi fokenon," diris la Falsa Kelonio "kaj sen fokeno neniu prudenta merlango volus vojaĝi ien en la maro."

   "Ĉu vere ne?" Alicio demandis tre mirigite.

   "Kompreneble ne," respondis la Falsa Kelonio, "ĉar dum la vojaĝo li eble bezonos reklami siajn komercaĵojn en la vizitataj havenoj, kaj kunhavante fokenon li povos respondi senĝene al la demando: 'Ĉu vi havas afiŝon?' nur montrante al ĝi kaj dirante 'Jen, sidante sur la pakaĵoj, jena fiŝo!'"

   Ĉar Alicio ne tuj komprenis lian klarigon pri la fiŝa afiŝo, la Falsa Kelonio ofendiĝis kaj la Grifo profitis la silenton por proponi ke nun Alicio rakontu al ili sian historion.

   ‘Ik wil u die wel vertellen,’ zei Alice een beetje verlegen, ‘van vanmorgen af - die van gisteren hebben er niets mee te maken, toen was ik iemand anders.’

   "Mi nur povus rakonti miajn aventurojn komencante per la hodiaŭa mateno," diris Alicio naive, "ĉar ne utilus priparoli la antaŭajn tagojn, eĉ la hieraŭan, pro tio ke mi ne estis la sama persono."

   ‘Verklaar dat eens nader,’ zei de Soepschildpad.

   "Ĉion tion vi devas klarigi," diris la Falsa Kelonio.

   ‘Nee, nee, eerst de avonturen,’ zei de Griffioen ongeduldig, ‘verklaringen duren zo verschrikkelijk lang.’

   "Ne, ne! la aventurojn antaŭ ĉio alia," diris malpacience la Grifo, "per klarigoj oni ja terure perdas la tempon."

   Dus begon Alice haar avonturen te vertellen van de eerste keer af dat zij het Witte Konijn had gezien. In het begin was ze wel een beetje zenuwachtig, want de twee dieren zaten erg dicht bij haar, ieder aan een kant, en deden hun ogen en mond zo verschrikkelijk wijd open, maar onder het vertellen kwam ze meer op haar gemak. Haar toehoorders waren heel stil tot zij aan het ogenblik kwam dat zij Oud zijt gij Paai Witbol op moest zeggen en alle woorden veranderd waren. Toen zuchtte de Soepschildpad heel diep en zei: ‘Dat is heel merkwaardig.’

   Sekve, Alicio komencis rakonti al ili siajn aventurojn de la tempo kiam ŝi ekvidis la Blankan Kuniklon. En la komenco ŝi sentis sin tre timema, pro la fakto ke ambaŭ bestoj tre alproksimiĝis al ŝi—ĉe ĉiu flanko po unu—kaj tre larĝe malfermis la okulojn kaj buŝojn. Tamen dum la rakontado ŝi iom post iom fariĝis pli sinfida.

La aŭskultantoj restis tute trankvilaj ĝis ŝi rakontis pri la deklamo (antaŭ la Raŭpo) de la poemo "Patro Vilĉo." Kiam ŝi diris al ili ke la vortoj elvenis el la buŝo tute malpravaj, la Falsa Kelonio profunde enspiregis kaj diris "Jen tre kurioza fakto."

   ‘Dat is zo merkwaardig als iets maar zijn kan,’ zei de Griffioen.

   "Apenaŭ povus esti io pli kurioza," aldonis la Grifo.

   ‘De woorden waren allemaal veranderd!’ herhaalde de Soepschildpad peinzend, ‘ik zou haar wel eens iets op horen willen zeggen. Zeg haar dat ze dat doet.’ Hij keek naar de Griffioen alsof die enig gezag had over Alice.

   "La vortoj elvenis malpravaj," ripetis la Falsa Kelonio, kaj profunde pensis.

Post kelkaj momentoj ĝi diris:—

"Mi do tre ŝatus aŭskulti, se la Fraŭlino volus nun deklami ian versaĵon. Vi ordonu ke ŝi komencu."

Li rigardis la Grifon kvazaŭ li kredas ke ĝi havas la rajton ordoni ŝin.

   ‘Sta op en zeg 't Is de stem van de luilak op’ zei de Griffioen.

   "Vi stariĝu," diris la Grifo al Alicio, "kaj deklamu la Dormemulo.'"

   ‘Die beesten doen niets dan commanderen en lessen op laten zeggen,’ dacht Alice, ‘ik kan net zo goed naar school gaan.’ Maar zij stond toch op en begon het versje op te zeggen. Alleen was haar hoofd zo vol van de Zeekrab dat zij amper wist wat ze zei en de woorden klonken dan ook weer heel vreemd.

   "La kreitaĵoj ja terure ordonadas min," pensis Alicio, "kaj igas min deklami la parkeraĵojn same kiel se mi estus en la lernejo."

Tamen ŝi leviĝis kaj komencis la deklamon, sed ŝia kapo pleniĝis de la Omara Kvadrilo en tia grado ke apenaŭ ŝi konsciis kion ŝi diras, kaj la vortoj venis tre, tre kurioze:—

't Is de stem van de zeekrab. Hij zei ‘'k ben te gaar,
 Als jij me te bruin bakt, suiker in mijn haar.’
 Zoals een eend met zijn ooglid, trekt hij met zijn snuit
 Zijn knopen en zijn riem recht, zijn voortenen uit.
 Als het eb is en droog, is hij blij als een gaai
 En spreekt op minachtende toon van de haai,
 Maar als de vloed stijgt en de haaien zijn heen
 Sterft zijn stem in een bevend en klaaglijk geween.

      Jen la voĉ' de l' Omar'! mi aŭdis la krion,
       "Vi min bakis tro brune, vi iru Azion!"
       La hararon netigas en ĉiu okazo
       La anas' per l' okuloj, sed li per la nazo.
       Kiam seka la sablo, li kvazaŭ monarĥo
       Malestime parolas eĉ pri la ŝarko.
       Kiam tajdo kun ŝarkoj amase enfluas
       Malfiera la voĉo per kiu li bruas.

   ‘Dat is heel wat anders dan ik als kind leerde,’ zei de Griffioen.

   "Tiuj certe ne estas la vortoj kiujn mi lernis en la infaneco," diris la Grifo.

   ‘Ik heb het nog nooit gehoord,’ zei de Soepschildpad, ‘maar het lijkt me volkomen onzin.’

   "Tiujn vortojn mi neniam aŭdis ĝis la nuna momento," diris la Falsa Kelonio, "ĝi ja estas nur sensencaĵo."

   Alice zei niets, ze zat op de grond met haar gezicht in haar handen en vroeg zich af of de dingen wel ooit weer gewoon zouden worden.

   Alicio diris nenion. Fininte la verson, ŝi sidiĝis, metis la manojn al la kapo, kaj ekmiris ĉu iam ŝia vivo refariĝos ordinara.

   ‘Ik zou er wel eens een verklaring van willen horen,’ zei de Soepschildpad.

   "Mi tre volus scii la klarigon de ĉio tio," diris la Falsa Kelonio.

   ‘Zij kan het niet verklaren,’ zei de Griffioen haastig, ‘ga verder met het volgende couplet.’

   "Ŝi ne povas klarigi," la Grifo vigle intermetis. "Eldiru la duan verson."

   ‘Maar die tenen?’ hield de Soepschildpad aan, ‘hoe kon hij die uittrekken met zijn snuit?’

   "Sed pri lia hararo," persistis la Falsa Kelonio, "li fakte ne povus netigi ĝin per la nazo."

   ‘'t Is de eerste pas bij het dansen,’ zei Alice, maar zij was helemaal in de war door dit alles en wou graag van het onderwerp afstappen.

   Alicio havis nenion por diri; ŝi nur rigardis ilin senhelpe.

   ‘Ga verder met het volgende couplet,’ zei de Griffioen weer, ‘het begint met de woorden Ik kwam langs zijn tuin. -’

   "Vi eldiru la duan verson," ripetis la Grifo, "ĝi komenciĝas per la vortoj 'Lian domon pasante—'"

   Alice dorst niet ongehoorzaam te zijn, hoewel zij wist dat het weer helemaal verkeerd zoulopen en zij ging met een bevende stem verder:

   Alicio ne kuraĝis malobei, kvankam ŝi estis certa ke ĉio nepre elvenos malprave. Per tremanta voĉo ŝi eldiris:—

Ik kwam langs zijn tuin en ik zag met één oog
 Hoe de panter de uil om een jachtbuit bedroog,
 De panter at vlees en pasteitjes en jus,
 En de uil was lakei en kreeg niets van 't menu.
 Maar hij vond het dan goed als een eerlijk besluit
 Dat zijn dienaar de lepel naar huis nam als buit.
 Zelf greep hij het mes en de vork met een snauw
 En besloot het banket -

      Lian domon pasante, per unu okulo
       Mi ekvidis panteron kun guf' por kunulo.
       La pantero englutis ja ĉion gluteblan,
       Al la gufo lasante nenion manĝeblan.
       La festeno finiĝis: al la guf' li permesis
       La kuleron enpoŝi; li mem ne forgesis
       La tranĉilon enpaki virinan en mufon
       Kaj per tio li ankaŭ distranĉis la—!

   ‘Wat heeft het voor zin om al die onzin op te zeggen,’ onderbrak de Soepschildpad, ‘als je het toch niet kunt verklaren? Het is verreweg de grootste dwaasheid, die ik ooit gehoord heb!’

   En tiu momento la Falsa Kelonio malpacience interrompis ŝin:—

"Por kio utilas," li diris, "ke vi eldiru tiajn versaĉojn, ne dume klarigante ilin? Ĝi estas ja la plej konfuziga lingvaĵo kiun iam en la vivo mi aŭskultis."

   ‘Ik vind ook dat je beter op kunt houden,’ zei de Griffioen en Alice was daar heel blij om.

   "Jes," konsente diris la Grifo, "ankaŭ mi opinias ke estos bone ne plu daŭrigi tiun deklamaĵon." Ankaŭ Alicio tre ĝoje konsentis.

   ‘Zullen we een andere figuur van de Zeekrabquadrille dansen?’ ging de Griffioen verder, ‘of wil je dat de Soepschildpad een lied voor je zingt?’

   "Ĉu vi volas ke ni tradancu la duan parton de la Omara Danco?" proponis la Grifo "aŭ ĉu vi eble preferus ke la Falsa Kelonio kantu al vi?"

   ‘O een liedje alstublieft, als de Soepschildpad zo vriendelijk wil zijn,’ antwoordde Alice zo snel dat de Griffioen nogal beledigd zei: ‘Hm, over smaak valt niet te twisten. Zing Schildpadsoep voor haar, wil je?’

   "Ho, mi certe preferus la kanton, se la Falsa Kelonio komplezos." Alicio respondis tiel fervore ke la Grifo diris, ofendite:

"H'm! Pri gustoj ne utilas diskuti. Do, se agrable al vi, karulo, vi kantu por ŝi 'Kelonia Supo.'"

   De Soepschildpad zuchtte diep en begon met een stem die zo nu en dan verstikt werd in tranen dit lied te zingen:

   La Falsa Kelonio ekĝemis profunde, kaj kantis per voĉo iafoje plorsufokita:

Heerlijke soep, graag mag ik u zien,
 Opgediend in de soepterrien!
 Wie komt niet als ik daarvoor roep?
 Soep voor het avondmaal, heerlijke soep!
 Soep voor het avondmaal, heerlijke soep!
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
 Heerlijke, heerlijke Soep!

               Supo alloga de verda kolor'
                  Preta je la sepa hor'!
                De la vespero la ĉefa glor'!
                  Supo vespera, bela vi Sup'!
                  Supo vespera, bela vi Sup'!
                Su-upo ve-espera, Su-upo ve-espera
                  Bela, ho bela vi Sup'!

Heerlijke Soep! Wie geeft om vis,
 Vlees en wat er verder is?
 Wie geeft niet nog gaarne toe
 potten vol voedsel voor een bord Soep?
 Potten vol voedsel voor een bord Soep?
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
 Heerlijke, heer LIJKE SOEP!

               Ho, bela Supo! pli bona ol truf',
                  Ol supo el bovida huf'!
                Ĉion fordonus mi por suf—
                  —iĉe da vi, ho bela vi Sup'!
                  —iĉe da vi, ho, bela vi Sup'!
                Su-upo ve-espera, Su-upo ve-espera!
                  Bela, ho bela vi Sup'!
                        —VI SUP'!

   ‘Nog eens het refrein!’ schreeuwde de Griffioen en de Soepschildpad was net opnieuw begonnen, toen zij in de verte hoorden roepen: ‘De rechtszitting begint.’

   "Denove la ĥoron," ekkriis la Grifo. Sed kiam la Falsa Kelonio nur komencis rekanti ĝin, de iu malproksima loko aŭdiĝis laŭta ekkrio:—

"La proceso komenciĝas!"

   ‘Kom mee,’ riep de Griffioen, greep Alice bij de hand en holde weg zonder het eind van het lied af te wachten.

   "Vi rapidu do," kriis la Grifo al Alicio, kaj preninte ŝin per la mano, ĝi rapidis for, ne atendante la finon de la ĥoro.

   ‘Wat voor een rechtszitting?’ hijgde Alice terwijl zij meeholde. Maar de Griffioen antwoordde enkel: ‘Kom mee!’ en holde nog harder en het briesje dat hen volgde, droeg hun steeds vager de treurige woorden achterna:

   "Pri—kio—oni—pro—cesas?" Alicio dum la kurado demandis spiregante; sed la Grifo nur kuris pli rapide. Dume sekvis ilin—pli kaj pli mallaŭte—la voĉo de la Falsa Kelonio finanta per tre melankoliaj tonoj la rekantaĵon:

Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
 Heerlijke, heerlijke Soep!

               Su-upo ve-espera! Supo ve-espera!
                  Bela, ho bela vi Sup'!