De avonturen van Alice

Alice's Adventures in Wonderland

   XII

   CHAPTER XII.

   De Getuigenis van Alice

   Alice's Evidence

   HIER ben ik,’ riep Alice, die in de verwarring van het ogenblik helemaal vergat hoe groot ze de laatste minuten geworden was. En zij sprong zo haastig op dat ze met een slip van haar rok de bank van de jury-leden omvergooide, zodat deze allemaal op de hoofden van de toeschouwers beneden hen terecht kwamen. Daar lagen zij te spartelen. Het herinnerde Alice heel erg aan een kom goudvissen, die zij de vorige week per ongeluk omver had gestoten.

   'Here!' cried Alice, quite forgetting in the flurry of the moment how large she had grown in the last few minutes, and she jumped up in such a hurry that she tipped over the jury-box with the edge of her skirt, upsetting all the jurymen on to the heads of the crowd below, and there they lay sprawling about, reminding her very much of a globe of goldfish she had accidentally upset the week before.

   ‘O neem me niet kwalijk!’ riep ze verschrikt en zij begon zo gauw als ze kon hen weer op te rapen. Het ongeluk met de goudvissen spookte door haar hoofd en zij had een vaag idee dat die dieren, wanneer zij ze niet ineens bij elkaar zocht en in de jury-bank terugzette, dood zouden gaan.

   'Oh, I BEG your pardon!' she exclaimed in a tone of great dismay, and began picking them up again as quickly as she could, for the accident of the goldfish kept running in her head, and she had a vague sort of idea that they must be collected at once and put back into the jury-box, or they would die.

   ‘De rechtszitting kan geen voortgang hebben,’ zei de Koning heel ernstig, ‘voor alle jury-leden op hun eigen plaats terug zijn - allemaal,’ herhaalde hij met grote nadruk en hij keek Alice strak aan toen hij dat zei.

   'The trial cannot proceed,' said the King in a very grave voice, 'until all the jurymen are back in their proper places—ALL,' he repeated with great emphasis, looking hard at Alice as he said do.

   Alice keek naar de bank van de jury-leden en zag dat zij de Hagedis op zijn hoofd had gezet. Het arme dier wuifde neerslachtig met zijn staart, niet in staat om zich om te keren. Ze pakte hem gauw op en zette hem recht. ‘Niet dat het er veel op aankomt,’ zei ze bij zichzelf, ‘ik denk dat hij op zijn kop evenveel invloed heeft op het verhoor als wanneer hij rechtop staat.’

   Alice looked at the jury-box, and saw that, in her haste, she had put the Lizard in head downwards, and the poor little thing was waving its tail about in a melancholy way, being quite unable to move. She soon got it out again, and put it right; 'not that it signifies much,' she said to herself; 'I should think it would be QUITE as much use in the trial one way up as the other.'

   Zodra de jury-leden zich een beetje hersteld hadden van de schok en hun pennen en schriften weer gevonden waren en aan hen teruggegeven, begonnen zij heel ijverig een verslag van het ongeluk op te schrijven. Behalve de Hagedis, die blijkbaar te veel in de war was om iets anders te doen dan met zijn mond open naar het plafond van de zaal te staren.

   As soon as the jury had a little recovered from the shock of being upset, and their slates and pencils had been found and handed back to them, they set to work very diligently to write out a history of the accident, all except the Lizard, who seemed too much overcome to do anything but sit with its mouth open, gazing up into the roof of the court.

   ‘Wat weet je af van deze zaak?’ zei de Koning tot Alice.

   'What do you know about this business?' the King said to Alice.

   ‘Niets,’ zei Alice.

   'Nothing,' said Alice.

   ‘Niets wat?’ vervolgde de Koning.

   'Nothing WHATEVER?' persisted the King.

   ‘Niets, maar dan ook helemaal niets,’ zei. Alice.

   'Nothing whatever,' said Alice.

   ‘Dat is heel belangrijk,’ zei de Koning en wendde zich tot de jury. De jury-leden begonnen het juist op te schrijven toen het Witte Konijn hem in de rede viel. ‘Onbelangrijk bedoelt Uwe Majesteit natuurlijk,’ zei hij heel eerbiedig, maar hij fronste zijn voorhoofd en trok allerlei gezichten naar de Koning onderwijl.

   'That's very important,' the King said, turning to the jury. They were just beginning to write this down on their slates, when the White Rabbit interrupted: 'UNimportant, your Majesty means, of course,' he said in a very respectful tone, but frowning and making faces at him as he spoke.

   ‘Natuurlijk, onbelangrijk bedoelde ik,’ zei de Koning haastig en hij ging zachtjes bij zich zelf verder ‘belangrijk-onbelangrijk-onbelangrijk-belangrijk,’ alsof hij probeerde welk woord het beste klonk.

   'UNimportant, of course, I meant,' the King hastily said, and went on to himself in an undertone, 'important—unimportant—unimportant—important—' as if he were trying which word sounded best.

   Sommige jury-leden schreven op ‘belangrijk’ en sommige ‘onbelangrijk’. Alice kon dit zien, omdat zij dicht genoeg bij hen zat om in hun schriften te kijken, ‘maar het komt er toch niets op aan,’ dacht ze bij zich zelf.

   Some of the jury wrote it down 'important,' and some 'unimportant.' Alice could see this, as she was near enough to look over their slates; 'but it doesn't matter a bit,' she thought to herself.

   Op dit ogenblik riep de Koning, die enige tijd ijverig in zijn notitie-boekje had zitten schrijven: ‘Stilte!’ en dan las hij uit het boekje voor: ‘Wet twee-en-veertig. Alle personen van meer dan een kilometer lang moeten de rechtszaal verlaten.’

   At this moment the King, who had been for some time busily writing in his note-book, cackled out 'Silence!' and read out from his book, 'Rule Forty-two. ALL PERSONS MORE THAN A MILE HIGH TO LEAVE THE COURT.'

   Iedereen keek naar Alice.

   Everybody looked at Alice.

   ‘Ik ben geen kilometer lang,’ zei Alice.

   'I'M not a mile high,' said Alice.

   ‘Dat ben je wel,’ zei de Koning.

   'You are,' said the King.

   ‘Bijna twee kilometer,’ voegde de Koningin er aan toe.

   'Nearly two miles high,' added the Queen.

   ‘Toch ga ik niet weg,’ zei Alice, ‘het is trouwens geen echte wet, U hebt hem net bedacht.’

   'Well, I shan't go, at any rate,' said Alice: 'besides, that's not a regular rule: you invented it just now.'

   ‘Het is de oudste wet in het boek,’ zei de Koning.

   'It's the oldest rule in the book,' said the King.

   ‘Dan zou het Wet no. één zijn,’ zei Alice.

   'Then it ought to be Number One,' said Alice.

   De Koning werd bleek en deed haastig zijn boekje dicht. ‘Overweeg uw oordeel,’ zei hij met zachte, bevende stem tot de jury.

   The King turned pale, and shut his note-book hastily. 'Consider your verdict,' he said to the jury, in a low, trembling voice.

   ‘Er zijn nog meer getuigen, Majesteit,’ zei het Witte Konijn en sprong haastig op, ‘dit papier is juist binnen gekomen.’

   'There's more evidence to come yet, please your Majesty,' said the White Rabbit, jumping up in a great hurry; 'this paper has just been picked up.'

   ‘Wat staat er op?’ zei de Koningin.

   'What's in it?' said the Queen.

   ‘Ik heb het nog niet opengedaan,’ zei het Witte Konijn, ‘maar het is blijkbaar een brief, geschreven door de gevangene en gericht aan - aan iemand.’

   'I haven't opened it yet,' said the White Rabbit, 'but it seems to be a letter, written by the prisoner to—to somebody.'

   ‘Dat moet wel,’ zei de Koning, ‘anders was hij aan niemand gericht en dat komt niet dikwijls voor.’

   'It must have been that,' said the King, 'unless it was written to nobody, which isn't usual, you know.'

   ‘Aan wie is hij geadresseerd?’ vroeg een van de jury-leden.

   'Who is it directed to?' said one of the jurymen.

   ‘Het is niet geadresseerd,’ zei het Witte Konijn, ‘op de buitenkant staat eigenlijk helemaal niets.’ Hij vouwde het papier open, terwijl hij dit zei en voegde er aan toe: ‘Het is trouwens geen brief, het is een gedicht.’

   'It isn't directed at all,' said the White Rabbit; 'in fact, there's nothing written on the OUTSIDE.' He unfolded the paper as he spoke, and added 'It isn't a letter, after all: it's a set of verses.'

   ‘Is het geschreven met de hand van de gevangene?’ vroeg een van de jury-leden.

   'Are they in the prisoner's handwriting?' asked another of the jurymen.

   ‘Nee,’ zei het Witte Konijn, ‘en dat is wel het gekste van alles.’ (De jury-leden keken heel beteuterd)

   'No, they're not,' said the White Rabbit, 'and that's the queerest thing about it.' (The jury all looked puzzled.)

   ‘Dan moet hij iemand anders handschrift na hebben gedaan,’ zei de Koning. (De gezichten van de juryleden klaarden op).

   'He must have imitated somebody else's hand,' said the King. (The jury all brightened up again.)

   ‘Majesteit,’ zei de Hartenboer, ‘ik heb het niet geschreven en niemand kan bewijzen dat ik het wel heb gedaan. Er staat geen naam aan het slot.’

   'Please your Majesty,' said the Knave, 'I didn't write it, and they can't prove I did: there's no name signed at the end.'

   ‘Als je het niet ondertekend hebt,’ zei de Koning, ‘maakt dat de zaak enkel erger. Je moet een of andere misdaad van plan zijn geweest. Anders had je als eerlijk man je naam er wel onder gezet.’

   'If you didn't sign it,' said the King, 'that only makes the matter worse. You MUST have meant some mischief, or else you'd have signed your name like an honest man.'

   Iedereen klapte luid in zijn handen. Dit was het eerste werkelijk verstandige woord dat de Koning die dag had gezegd.

   There was a general clapping of hands at this: it was the first really clever thing the King had said that day.

   ‘Dat bewijst zijn schuld,’ zei de Koningin.

   'That PROVES his guilt,' said the Queen.

   ‘Het bewijst niets!’ zei Alice, ‘U weet niet eens wat er in staat.’

   'It proves nothing of the sort!' said Alice. 'Why, you don't even know what they're about!'

   ‘Lees voor,’ zei de Koning.

   'Read them,' said the King.

   Het Witte Konijn zette zijn bril op. ‘Waar zal ik beginnen,Majesteit?’ vroeg hij.

   The White Rabbit put on his spectacles. 'Where shall I begin, please your Majesty?' he asked.

   ‘Begin bij het begin,’ zei de Koning ernstig, ‘en ga net zo lang door tot je aan het slot bent. Houd dan op!’

   'Begin at the beginning,' the King said gravely, 'and go on till you come to the end: then stop.'

   Dit was het gedicht, dat het Witte Konijn voorlas:

   These were the verses the White Rabbit read:—

Ze zeiden dat u bij haar waart
 En noemden mij aan hem.
 Zij roemde wel mijn goede aard,
 Maar zei dat ik niet zwem.

   'They told me you had been to her,
     And mentioned me to him:
    She gave me a good character,
     But said I could not swim.

Hij schreef hun dat ik er niet was
 (Zo is het, weet ik nu).
 Komt haar de zaak geheel van pas,
 Wat wordt er dan van u?

   He sent them word I had not gone
     (We know it to be true):
    If she should push the matter on,
     What would become of you?

Ik gaf haar twee, zij twee aan hem,
 En drie of meer gaaft gij.
 Zij keerden dan van u naar hem,
 Toch waren zij van mij.

   I gave her one, they gave him two,
     You gave us three or more;
    They all returned from him to you,
     Though they were mine before.

Wordt gij en ik bij dit bestel
 Betrokken in die zaak,
 Voor uwe vrijspraak zorgt hij wel,
 Nauwkeurig als ik waak.

   If I or she should chance to be
     Involved in this affair,
    He trusts to you to set them free,
     Exactly as we were.

Mijn mening was, dat uwe stem
 (Voor ziekte 't heeft belet)
 Een hinderpaal was tussen hem,
 Onszelf en u en het.

   My notion was that you had been
     (Before she had this fit)
    An obstacle that came between
     Him, and ourselves, and it.

Laat hem niet weten dat haar wens
 Zo was ten naasten bij.
 Dit is geheim voor dier en mens
 Tussen uzelf en mij.

   Don't let him know she liked them best,
     For this must ever be
    A secret, kept from all the rest,
     Between yourself and me.'

   ‘Dit is het belangrijkste bewijsstuk, dat ik tot nu toe gehoord heb,’ zei de Koning en wreef in zijn handen, ‘laat nu de jury -.’

   'That's the most important piece of evidence we've heard yet,' said the King, rubbing his hands; 'so now let the jury—'

   ‘Als iemand er iets van begrijpt,’ zei Alice (ze was de laatste minuten zo groot geworden, dat ze helemaal niet bang meer was om hen in de rede te vallen), ‘krijgt hij van mij een stuiver. Ik geloof dat het absoluut niets te betekenen heeft.’

   'If any one of them can explain it,' said Alice, (she had grown so large in the last few minutes that she wasn't a bit afraid of interrupting him,) 'I'll give him sixpence. I don't believe there's an atom of meaning in it.'

   De jury-leden schreven allemaal in hun schriften: ‘Zij gelooft dat het absoluut niets te betekenen heeft,’ maar niet een van hen probeerde het gedicht uit te leggen.

   The jury all wrote down on their slates, 'SHE doesn't believe there's an atom of meaning in it,' but none of them attempted to explain the paper.

   ‘Als het niets betekent,’ zei de Koning, ‘bespaart ons dat een heleboel moeite, want dan hoeven we ook niet naar een verklaring te zoeken. En toch weet ik het niet,’ ging hij voort en spreidde het papier uit op zijn knie en keek ernaar met één oog: ‘Het heeft toch blijkbaar wel iets te betekenen, - Maar zei dat ik niet zwem - jij kunt niet zwemmen?’ ging hij verder en wendde zich daarbij tot de Hartenboer.

   'If there's no meaning in it,' said the King, 'that saves a world of trouble, you know, as we needn't try to find any. And yet I don't know,' he went on, spreading out the verses on his knee, and looking at them with one eye; 'I seem to see some meaning in them, after all. "—SAID I COULD NOT SWIM—" you can't swim, can you?' he added, turning to the Knave.

   De Hartenboer schudde bedroefd zijn hoofd. ‘Zie ik daarnaar uit?’ zei hij. (Wat hij beslist niet deed, want hij was van karton gemaakt).

   The Knave shook his head sadly. 'Do I look like it?' he said. (Which he certainly did NOT, being made entirely of cardboard.)

   ‘Precies,’ zei de Koning en hij mompelde verder bij zichzelf: ‘- Zo is het, weet ik nu -, dat is iemand van de jury natuurlijk. - Ik gaf haar een, zij twee aan hem -, wel dat slaat natuurlijk op de gebakjes.’

   'All right, so far,' said the King, and he went on muttering over the verses to himself: '"WE KNOW IT TO BE TRUE—" that's the jury, of course—"I GAVE HER ONE, THEY GAVE HIM TWO—" why, that must be what he did with the tarts, you know—'

   ‘Maar het gaat verder: Zij keerden dan van u naar hem,’ zei Alice.

   'But, it goes on "THEY ALL RETURNED FROM HIM TO YOU,"' said Alice.

   ‘Nu, dat zijn ze!’ riep de Koning triomfantelijk en wees naar de gebakjes op de tafel, ‘dat is overduidelijk. Dan verder - Voor ziekte 't heeft belet -Jij bent niet ziek, liefste?’ zei hij tot de Koningin.

   'Why, there they are!' said the King triumphantly, pointing to the tarts on the table. 'Nothing can be clearer than THAT. Then again—"BEFORE SHE HAD THIS FIT—" you never had fits, my dear, I think?' he said to the Queen.

   ‘Nooit!’ zei de Koningin woedend en gooide een inktpot naar de Hagedis. (De arme kleine Jan was opgehouden met zijn ene vinger in zijn schrift te schrijven, toen hij merkte dat dat toch geen zin had. Maar nu begon hij haastig weer en gebruikte zolang als het ging de inkt, die van zijn gezicht droop).

   'Never!' said the Queen furiously, throwing an inkstand at the Lizard as she spoke. (The unfortunate little Bill had left off writing on his slate with one finger, as he found it made no mark; but he now hastily began again, using the ink, that was trickling down his face, as long as it lasted.)

   ‘Dan beletten die woorden je ook niets,’ zei de Koning en keek glimlachend de zaal rond. Er heerste een diepe stilte.

   'Then the words don't FIT you,' said the King, looking round the court with a smile. There was a dead silence.

   ‘Het was een woordspeling,’ voegde de Koning er beledigd aan toe en iedereen begon te lachen. ‘Laat de jury uitspraak doen,’ zei de Koning ongeveer voor de twintigste maal die dag.

   'It's a pun!' the King added in an offended tone, and everybody laughed, 'Let the jury consider their verdict,' the King said, for about the twentieth time that day.

   ‘Nee, neen,’ zei de Koningin, ‘eerst de veroordeling en dan de uitspraak.’

   'No, no!' said the Queen. 'Sentence first—verdict afterwards.'

   ‘Grote onzin,’ riep Alice luid. ‘Stel je voor, eerst de veroordeling!’

   'Stuff and nonsense!' said Alice loudly. 'The idea of having the sentence first!'

   ‘Houd je mond,’ zei de Koningin, die purper werd van woede.

   'Hold your tongue!' said the Queen, turning purple.

   ‘Ik denk er niet over,’ zei Alice.

   'I won't!' said Alice.

   ‘Sla haar hoofd af,’ riep de Koningin zo hard als ze kon. Niemand bewoog zich.

   'Off with her head!' the Queen shouted at the top of her voice. Nobody moved.

   ‘Wat geef ik om jullie?’ zei Alice (zij had nu haar gewone lengte teruggekregen), ‘jullie zijn toch maar een pak kaarten.’

   'Who cares for you?' said Alice, (she had grown to her full size by this time.) 'You're nothing but a pack of cards!'

   Tegelijk stoof het hele pak in de lucht en vloog op haar neer. Ze uitte een lichte kreet, half uit angst, half uit boosheid, en probeerde ze weg te slaan. En toen merkte ze dat ze aan de waterkant lag met haar hoofd in de schoot van haar zuster, die zachtjes de dorre bladeren wegstreek, die over haar gezicht waren gedwarreld.

   At this the whole pack rose up into the air, and came flying down upon her: she gave a little scream, half of fright and half of anger, and tried to beat them off, and found herself lying on the bank, with her head in the lap of her sister, who was gently brushing away some dead leaves that had fluttered down from the trees upon her face.

   ‘Wordt wakker Alice,’ zei haar zusje, ‘wat heb jij lang geslapen!’

   'Wake up, Alice dear!' said her sister; 'Why, what a long sleep you've had!'

   ‘O, ik heb zo leuk gedroomd,’ zei Alice en zij vertelde haar zuster zo goed als ze kon al de avonturen, die jullie juist hebt gelezen. En toen zij klaar was, gaf haar zusje haar een zoen en zei: ‘Het was een heel leuke droom, maar ga nu gauw thee drinken, het is laat geworden.’ Toen sprong Alice op en holde weg en onderwijl dacht zij wat een wonderlijke droom het toch was geweest.

   'Oh, I've had such a curious dream!' said Alice, and she told her sister, as well as she could remember them, all these strange Adventures of hers that you have just been reading about; and when she had finished, her sister kissed her, and said, 'It WAS a curious dream, dear, certainly: but now run in to your tea; it's getting late.' So Alice got up and ran off, thinking while she ran, as well she might, what a wonderful dream it had been.

   But her sister sat still just as she left her, leaning her head on her hand, watching the setting sun, and thinking of little Alice and all her wonderful Adventures, till she too began dreaming after a fashion, and this was her dream:—

   First, she dreamed of little Alice herself, and once again the tiny hands were clasped upon her knee, and the bright eager eyes were looking up into hers—she could hear the very tones of her voice, and see that queer little toss of her head to keep back the wandering hair that WOULD always get into her eyes—and still as she listened, or seemed to listen, the whole place around her became alive with the strange creatures of her little sister's dream.

   The long grass rustled at her feet as the White Rabbit hurried by—the frightened Mouse splashed his way through the neighbouring pool—she could hear the rattle of the teacups as the March Hare and his friends shared their never-ending meal, and the shrill voice of the Queen ordering off her unfortunate guests to execution—once more the pig-baby was sneezing on the Duchess's knee, while plates and dishes crashed around it—once more the shriek of the Gryphon, the squeaking of the Lizard's slate-pencil, and the choking of the suppressed guinea-pigs, filled the air, mixed up with the distant sobs of the miserable Mock Turtle.

   So she sat on, with closed eyes, and half believed herself in Wonderland, though she knew she had but to open them again, and all would change to dull reality—the grass would be only rustling in the wind, and the pool rippling to the waving of the reeds—the rattling teacups would change to tinkling sheep-bells, and the Queen's shrill cries to the voice of the shepherd boy—and the sneeze of the baby, the shriek of the Gryphon, and all the other queer noises, would change (she knew) to the confused clamour of the busy farm-yard—while the lowing of the cattle in the distance would take the place of the Mock Turtle's heavy sobs.

   Lastly, she pictured to herself how this same little sister of hers would, in the after-time, be herself a grown woman; and how she would keep, through all her riper years, the simple and loving heart of her childhood: and how she would gather about her other little children, and make THEIR eyes bright and eager with many a strange tale, perhaps even with the dream of Wonderland of long ago: and how she would feel with all their simple sorrows, and find a pleasure in all their simple joys, remembering her own child-life, and the happy summer days.

   THE END

Text from www.dbnl.org
Text from wikisource.org
Audio from LibreVox.org