De avonturen van Alice

   HET was het Witte Konijn, dat langzaam terug kwam wandelen en bedrukt om zich heen keek, alsof hij iets verloren had; en zij hoorde hem in zich zelf mompelen: ‘De Hertogin! De Hertogin! O mijn lieve pootjes! O mijn pels en snorrebaard! Ze zal me laten onthoofden, zo zeker als een fret een fret is. Waar kan ik ze toch hebben laten vallen?’ Alice begreep meteen dat hij zijn waaier en zijn glacéhandschoenen zocht en zij begon heel hulpvaardig mee te zoeken, maar ze waren nergens meer te zien - alles scheen wel veranderd te zijn sinds haar bad in het meer en de grote zaal met de glazen tafel en het deurtje was helemaal verdwenen.

   Alvenis ne la Muso, sed la Blanka Kuniklo, Ĝi trotis malrapide, kaj ĉirkaŭrigardadis, kvazaŭ ĝi serĉas ion. Ŝi aŭdis ĝin murmuri al si: “Ho, la Dukino, ho, miaj karaj piedoj, ho miaj felo kaj vangharoj! Ŝi ekzekutigos min. Tio estas same certa kiel la fakto ke mi ne amas la ĉasputorojn! Kie en la tuta mondo mi lasis ilin fali?”

Alicio tuj divenis ke ĝi serĉas la ventumilon kaj la paron da blankaj gantoj kapridfelaj, kaj ŝi bonkore komencis ĉirkaŭserĉi ilin. Sed ne prosperis al ŝi trovi ilin, ĉar de kiam ŝi naĝadis en la lageto, ĉio absolute ŝanĝiĝis; malaperis la vitra tablo, la pordeto, kaj eĉ la granda halo mem.

   Het Konijn merkte Alice al gauw op, toen zij liep te zoeken en hij riep haar boos toe: ‘Marianne, wat doe jij hier? Ga onmiddellijk naar huis en haal een paar handschoenen en een waaier! Maar onmiddellijk!’ En Alice was zo onder de indruk, dat ze meteen de richting uitliep, die hij aanwees en niet eens probeerde het misverstand op te helderen.

   Baldaŭ dum Alicio ĉirkaŭserĉas, la Kuniklo rimarkis ŝin, kaj per kolera voĉo ekkriis al ŝi: “Nu, Mariano, kion do vi faras ĉi tie ekstere? Vi tuj kuru en la domon kaj alportu paron da gantoj kaj ventumilon. Rapidu, for!”

Alicio tuj ekkuris en la direkto al kiu ĝi montris. Pro timo de ĝia kolero ŝi eĉ ne provis klarigi ke ŝi ne estas Mariano.

   ‘Hij denkt, dat ik zijn dienstmeisje ben,’ zei ze bij zich zelf onder het lopen ‘wat zal hij opkijken als hij er achter komt wie ik ben! Maar ik zal zijn waaier en zijn handschoenen maar voor hem halen, tenminste als ik ze kan vinden.’ Intussen kwam ze aan een aardig huisje met op de deur een glimmend koperen bord: W. Konijn stond er op. Ze ging zonder te kloppen naar binnen en rende naar boven, doodsbenauwd dat zij de echte Marianne zou ontmoeten en uit het huis gegooid zou worden voor zij de waaier en de handschoenen gevonden had.

   “Li ja kredas ke mi estas lia ĉambristino,” ŝi al si diris, kurante. “Kia surprizego estos por li eltrovi kiu mi estas! Sed bone estos alporti al li la ventumilon kaj gantojn, t.e. se prosperos al mi trovi ilin.”

Dirante tion, ŝi trovis sin staranta antaŭ ĉarma malgranda dometo kun sur la pordo neta nom‐tabulo kaj gravurita sur ĝi la nomo Sro. B. Kuniklo. Ŝi eniris, ne frapinte la pordon, kaj rapidis supren per ŝtuparo timante ke ŝi renkontiĝos kun la efektiva Mariano, kaj estos forigita el la domo antaŭ ol ŝi povos trovi la ventumilon kaj gantojn.

   ‘Wat is het eigenlijk gek,’ zei Alice bij zich zelf, ‘om boodschappen te doen voor een konijn! Stel je voor dat Dina me op boodschappen uit zou sturen!’ En zij begon zich voor te stellen hoe dat zou gaan. ‘Alice kom onmiddellijk hier en maak je klaar voor de wandeling.’ - ‘Ik kom direct, Moeder, maar ik moet dit muizenhol nog bewaken tot Dina terugkomt en er voor zorgen dat de muis niet ontsnapt.’ ‘Alleen denk ik,’ zei Alice, ‘dat ze Dina niet lang meer in huis zouden houden als ze de mensen ging commanderen.’

   “Kiel strange estas,” diris Alicio al si, “esti ĉirkaŭsendata de Kuniklo! Eble ankaŭ Dajna igos min porti por ŝi depeŝojn. Jen kio povus okazi. ‘Fraŭlino Alicio, venu, pretigu vin por la promeno.’ ‘Post unu momento, varnjo; tamen ĝis Dajna revenos, mi devas gardi la mustruon, por ke la muso ne eliru.’ Sed mi kredas ke, se Dajna komencus tiamaniere estri la domanojn, oni ne permesus al ŝi resti en la domo.”

   Intusschen was ze in een gezellig kamertje gekomen met een tafel voor het raam en daarop (zoals ze gehoopt had) een waaier en twee of drie paar witte glacéhandschoenen en ze wou juist de kamer weer uitgaan, toen haar blik op een flesje viel dat bij de spiegel stond. Er zat dit keer geen etiket op met de woorden ‘Drink Mij’, maar toch deed ze de kurk er af en zette de fles aan haar mond. ‘Er gebeurt altijd iets interessants als ik iets eet of drink, ik ben benieuwd wat voor uitwerking dit flesje heeft. Ik hoop maar dat het me weer wat groter maakt, want ik heb er werkelijk genoeg van om zo'n klein ding te zijn!’

   Dum ŝi parolis, ŝi trovis sin en neta ĉambreto kiu havis tablon apud la fenestro, kaj jen sur la tablo (kion ŝi esperis trovi) ventumilo kaj kelkaj paroj da blankaj gantetoj. Preninte la ventumilon kaj unu paron da gantoj, ŝi estis tuj forlasonta la ĉambron kiam okaze ŝi rimarkis, starantan apud la spegulo, boteleton. Tiu boteleto ne havis surskribon kun la invito TRINKU MIN, tamen ŝi malŝtopis kaj almetis ĝin al la lipoj. “Kiam ajn mi aŭ manĝas aŭ trinkas ĉi tie funde, nepre okazas io stranga, do mi volas provi kian efikon havos ĉi tiu boteleto. Mi tre esperas ke ĝi denove grandigos min, ĉar mi vere enuas esti tia malgrandaĵeto kia nun mi estas.”

   En haar wens werd heel wat sneller vervuld dan zij gedacht had; voor zij het halve flesje uit had gedronken botste haar hoofd tegen het plafond en zij moest zich buigen, omdat anders haar nek zou breken. Ze zette haastig het flesje neer en zei bij zichzelf: ‘Nu is het precies genoeg - ik hoop dat ik niet nog groter word, anders kan ik de deur niet meer uit, - ik wou dat ik niet zoveel gedronken had!’

   Kaj tian efikon ĝi fakte havis, efikon preskaŭ tujan; ĉar antaŭ ol ŝi eltrinkis duonon de la enhavo, ŝi sentis la kapon premata kontraŭ la plafono, kaj devis klini la dorson por ke ŝi ne rompu al si la kolon. Si tuj demetis la bote­leton dirante: “Sufiĉas! mi esperas ke mi ne kreskos plu. Jam mi ne povas eliri tra la pordo. Ho, mi tre volas ke mi ne tiom trinkis.”

   Helaas! Nu was het te laat. Ze werd al groter en groter en al spoedig moest ze op haar knieën gaan zitten: het volgende ogenblik had ze zo niet eens genoeg plaats meer en ze probeerde of het beter was om op de grond te gaan liggen met een elleboog tegen de deur aan en haar andere arm onder haar hoofd. Maar ze werd steeds groter en tenslotte stak ze een arm door het raam en zette ze één voet op de schoorsteenmantel en zei bij zich zelf: ‘Nu kan ik niets meer doen, wat er verder ook gebeurt. Wat zal er nu van mij worden?’

   Ho, ve! Jam tro malfrue estis por voli tion. La kresko tute ne ĉesis, sed daŭradis ĝis ŝi devis stari sur la genuoj, kaj plu daŭradis ĝis eĉ por tio mankis spaco. Ŝi klopodis kuŝi sur la planko havante unu kubuton kontraŭ la pordo kaj la alian klinitan ĉirkaŭ la kapo. Sed ankoraŭ plu ŝi kreskis, kaj—jen, ŝia lasta rimedo—ŝi ŝovis unu brakon el la fenestro kaj unu piedon en la kamentubon, dirante:

   Gelukkig voor Alice was het toverdrankje nu uitgewerkt en ze groeide niet meer; toch was het hele geval erg onplezierig en daar ze op geen enkele manier uit de kamer kon komen, was het niet te verwonderen, dat zij zich erg ongelukkig voelde.

   “Nu, kio ajn okazos, jam nenion plu mi povas fari. Kio al mi okazos? Kio?” Tre feliĉe por Alicio la sorĉboteleto jam plene efikis; ŝi ne plu kreskis, tamen ŝia nuna amplekso estis por ŝi tre malkomforta, kaj ĉar ŝajne ekzistis nenia eblo iam eliri tiun ĉambron, ni ne miru ke ŝi nun fariĝis tre malgaja.

   ‘Thuis was het toch heel wat prettiger,’ dacht de arme Alice,‘toen ik niet voortdurend groter en kleiner werd en door muizen en konijnen gecommandeerd. Ik wou dat ik nooit door dat konijnenhol was gegaan - en toch! - en toch! - ik maak zo toch wel heel wat mee, - ik vraag me af wat er eigenlijk met mij is gebeurd! Vroeger, toen ik nog sprookjes las, dacht ik altijd dat dit soort dingen nooit werkelijk gebeurden en nu zit ik er midden in! Er moest heus een boek over mij geschreven worden. En als ik groot ben, zal ik er een schrijven ook, maar ik ben nu groot,’ voegde zij er bezorgd aan toe, ‘en hier is helemaal geen plaats meer om nog groter te worden.’

   “Estis multe pli agrable en la hejmo,” pensis la kompatindulo, “ĉar tie ne okazis ke oni ĉiam alterne kreskis kaj malkreskis, kaj ĉirkaŭ‐ordoniĝis de musoj kaj kunikloj. Preskaŭ mi volas ke mi ne estus enirinta tiun tuneleton; tamen, malgraŭ ĉio, la ĉitiea vivo estas certe kurioza kaj interesa. Ho, mi tre miras kio okazis al mi. En la pasinto, kiam mi legis la fefabelojn, mi ĉiam supozis ke en la reala mondo tute ne okazas tiaj aferoj; sed jen mi mem trovas min en la mezo de ia vera fefabelo! Oni devos, oni certege devos, verki libron pri mi. Mi mem verkos ĝin, tuj kiam mi estos plenkreskinta. Sed mi ja estas plene kreskinta jam nun”—diris ŝi per malgaja voĉo “almenaŭ tie ĉi ne estas spaco por kreski plu.

   ‘Maar zou ik dan nooit ouder worden, dan ik nu ben?’ dacht Alice, ‘dat zou wel fijn zijn aan de ene kant, want dan word ik nooit een oude vrouw, maar dan moet ik ook altijd huiswerk maken! O nee, daar zou ik geen zin in hebben!’

   Ĉu sekvas do (pensis ŝi) ke mi neniam fariĝos pli aĝa ol nun? Tio ja estus unuflanke tre agrabla: neniam fariĝi maljunulino! Sed aliflanke, devi ĉiam lerni la lecionojn, ho, mi ne ŝatus tion!”

   ‘O jij gekke Alice!’ antwoordde zij zich zelf. ‘Hoe kan je hier nu huiswerk maken? Er is amper plaats genoeg voor jou en er is zeker geen plaats meer voor je boeken en schriften!’

   “Vi stulta Alicio,” ŝi respondis al si, “Kiel vi povus lerni lecionojn tie ĉi? Apenaŭ estas spaco por vi, kie do lokiĝus lernolibroj?”

   En zo ging ze verder met dat alles tegen elkaar af te wegen en daarover te praten; maar na een paar minuten hoorde ze buiten een stem en zij hield op om te luisteren.

   Kaj tiamaniere ŝi daŭrigis la konversacion, diskut­ante kaj argumentante kontraŭ si. La Kuniklo falas en sian kukumejon.

   ‘Marianne, Marianne!’ zei de stem, ‘Breng onmiddellijk mijn handschoenen!’ Toen hoorde voeten trippelen op de trap. Alice begreep dat dit het Witte Konijn was, dat terug kwam om naar haar te kijken en ze beefde zo dat het hele huis er van schudde, want ze was glad vergeten dat ze nu ongeveer duizend keer zo groot was als het Konijn, en helemaal niet bang voor hem hoefde te zijn.

   Post kelkaj momentoj ŝi ĉesis paroli kaj aŭskultis, ĉar ŝi aŭdis ekster la ĉambro ies voĉon diranta: “Mariano, Mariano! se vi ne tuj alportos al mi la gantojn—” Sekvis la sonoj de piedtrotetado supren laŭ la ŝtuparo. Alicio komprenis ke la Kuniklo venas por serĉi Marianon. Pro timo al li, ŝi tiel forte tremis ke la tuta dometo skuiĝis. Ŝi ja forgesis ke nun ŝi estas preskaŭ miloble pli granda ol la Kuniklo, kaj tute ne bezonas timi ĝin.

   Al gauw was het Konijn bij de deur en probeerde die open te doen, maar de deur ging naar binnen open en Alice's elleboog drukte er tegen en dus was die poging vergeefs. Alice hoorde het Konijn bij zich zelf zeggen: ‘Dan zal ik omlopen en door het raam naar binnen gaan!’

   Laŭ la aŭdataj sonoj la Kuniklo alvenis ĝis la pordo, kaj klopodadas malfermi ĝin. Sed, ĉar la pordo estis malfermebla nur internen, kaj ĉar Alicio forte premas ĝin per la kubuto, tiu klopodado malsukcesis. Ŝi aŭdis ĝin diri al si: “Do, mi ĉirkaŭiros kaj eniĝos tra la fenestro.”

   ‘Dat zult u niet,’ dacht Alice en toen zij na een poosje wachten meende te horen, dat het Konijn precies onder het raam was, deed zij plotseling haar hand open en zwaaide even door de lucht. Zij voelde niets, maar zij hoorde een zachte kreet en een gekletter of er glas brak en ze veronderstelde, dat hij in een glazen broeikas of zoiets was gevallen.

   “Vi ne faros tion” pensis Alicio. Atendinte ĝis ŝi aŭdas la Kuniklon apude sub la fenestro, ŝi subite eletendis la manon kaj faris prov­kapton en la aero. En la manon ŝi ricevis nenion, sed aŭdis subitan timekkrion, la falon de ia korpo, kaj samtempe la sonon de frakasata vitro. El tio ŝi konkludis ke ĝi falis en kuku­mejon, aŭ en ion tiuspecan.

   Toen hoorde zij een boze stem roepen - het was die van het Konijn - ‘Piet, Piet, waar ben je?’ En toen een stem, die zij nog nooit eerder had gehoord, ‘Zeker Edelachtbare, ik graaf appels Edelachtbare.’

   Post unu momenton ŝi aŭdis tre koleran voĉon (certe la voĉon de l’ Kuniklo) diranta: “Pat, Pat, kie vi estas, kanajlo?” kaj responde (de malproksime) jen alia voĉo de ŝi nekonata: “Se plaĉas, Moŝto, jen mi tie ĉi. Mi fosas pomojn.”

   ‘Appels graven, onzin,’ riep het Konijn boos, ‘kom hier, haal me hier uit.’ (Nog meer gerinkel van glas).

   “Fosas pomojn? Ĉi tien, sencerbulo, kaj eligu min el ĉi tio.” (Denove aŭdiĝas sonoj de frakasata vitro.)

   ‘Zeg op Piet, wat is dat daar in het raam?’

   “Nun, vi diru al mi, Pat, kio tio estas en la fenestro?”

   ‘Zeker Edelachtbare, 't is een arm Edelachtbare’. (hij zei: arrem).

   “Brako, Ekscelenco.” (Laŭ la akcento per kiu li parolis li certe estis irlandano.)

   ‘Een arm, idioot! Wie heeft er nu ooit zo'n grote arm gezien? Hij vult waarachtig het hele raam.’

   “Ĉu ‘brako’ vi diris, stultulo? Kiu en la tuta mondo iam vidis brakon tiel grandan? Ĝi ja ŝtopas la tutan fenestron.”

   ‘Zeker Edelachtbare, dat is waar, Edelachtbare, maar 't is toch een arm.’

   “Estas vero, Ekscelenco; sed, malgraŭ ĉio, ĝi estas brako.”

   ‘In ieder geval heeft hij daar niets te maken. Haal hem weg.’

   “Nu, ĝi ne devas esti tie, kio ajn ĝi estas. Vi iru tuj kaj forprenu ĝin.”

   Hierna was het lang stil en Alice kon enkel zo nu en dan allerlei gefluister horen, zoals: ‘Zeker, Edelachtbare, ik voel er niets voor, Edelachtbare’; ‘Doe wat ik je zeg, lafaard’ en tenslotte deed ze haar hand weer open en zwaaide weer even door de lucht. Dit keer hoorde ze twee zachte kreten en nog meer gerinkel van glas. ‘Wat moeten er daar een hoop broeikassen staan,’ dacht Alice,’ ik ben benieuwd wat ze nu gaan doen! Ze willen me misschien wel uit het raam trekken. Ik wou maar dat ze het konden! Ik heb helemaal geen zin om hier nog langer te blijven!’

   Post tio sekvis longa silento; nur malofte Alicio aŭdis flustraĵojn: ekze., “Mi ne ŝatas ĝin, Moŝto, tut’ ne, tut’ ne!” kaj “Vi obeu, malkuraĝulo.”

En la fino ŝi la duan fojon eletendis la manon kaj faris provkapton en la aero. Ĉi tiun fojon ŝi aŭdis du timkriojn, kaj ankaŭ duobliĝis la sonoj de frakasata vitro. “Tiu kukumejo nepre havas multe da kadroj,” pensis Alicio. “Kion oni projektos nun? Pri la projekto eltiri min el la fenestro, se nur ili povus, mi estus tute kontenta, ĉar mi ja ne volas resti tie ĉi eterne.”

   Ze wachtte een tijdje zonder iets te horen; tenslotte hoorde ze geratel van wagenwieltjes en het geluid van een heleboel stemmen die door elkaar praatten; ze ving allerlei brokstukken op. ‘Waar is de andere ladder? - Ach wat, ik hoefde er toch maar één te halen, Jan heeft de andere. - Jan zet hem hier, kerel! - Hier, zet hem hier in de hoek - Neen, bind ze eerst aan elkaar, anders zijn ze niet lang genoeg - O, zo zal het best gaan; wees maar niet zo eigenwijs - Hier, Jan, houd dat touw eens vast - Zou het dak sterk genoeg zijn? - Pas op die losse dakpan! - Pas op, hij valt naar beneden! - van onderen! - (een hevig gekletter) - Wie deed dat nu weer? - 't Zal Jan wel geweest zijn - Wie gaat de schoorsteen in? - Nee, ik niet! Jij moet het doen - Ben je helemaal! Jan moet het doen. Hé Jan, mijnheer zegt dat jij de schoorsteen in moet!’

   Pasis kelka tempo en plena silento. Poste rompis la silenton rulbruo de malgrandaj vagonradoj, kaj voĉoj ne malmultaj ekparolis ĉiuj kune. Ŝi elaŭdis nur la sekvantajn:

“Kie la alia ŝtupetaro?—Mi ja devis alporti nur unu, la alian Bil alportas—Bilĉo, ĝin starigu tie ĉi—Jen en ĉi tiu angulo ni starigu ilin—Ne, ne! antaŭ ĉio necesas kunligi ilin, alie ni ne atingos la fenestron—Vi ne ĝenu vin, ili jam sufiĉe taŭgas—Vi, Bil, ekkaptu ĉi tiun ŝnuron—Ĉu la tegmento subtenos la premon?—Gardu vin, jen malfiksiĝinta ardezaĵo—Ho, ĝi jam falas, gardu la kapojn sube—(Laŭta frakaso)—Nu, kiu fuŝis tion?—Mi kredas ke Bil—Kiu devas derampi la kamentubon?—Ne, mi ne volas, vi rampu mem—Tion ne mi, Bil devas—Bil, la mastro ordonas ke vi derampu.”

   ‘Zo, Jan komt dus door de schoorsteen naar beneden,’ zei Alice bij zich zelf, ‘Jan schijnt alles op te moeten knappen! Ik zou niet graag in zijn schoenen staan; er is niet veel ruimte in de schouw, maar ik geloof dat ik nog wel een beetje kan schoppen!’

   “Do, Bil devas derampi la kamentubon,” pensis Alicio. “Ĉiujn malagrablaĵojn oni trudas al Bil. Mi ne volus esti en la situacio de Sro. Bil. La fajrujo estas tre mallarĝa, sed malgraŭ ĉio mi nepre sukcesos trafi lin per la piedo.”

   Ze wrong haar voet zo ver als ze kon naar beneden en wachtte tot ze een klein dier (ze kon niet uit maken wat voor soort het was) vlak boven zich in de schoorsteen hoorde krabbelen; toen zei ze bij zich zelf: ‘Dat is Jan,’ en gaf een harde schop en wachtte nieuwsgierig wat er verder gebeuren zou.

   Ŝi eltiris la piedon kiel eble pleje el la tubo kaj atendis ĝis ŝi aŭdis tutapude en la tubo ĉirkaŭ­gratadon kaj rampadon de iu besteto (kiaspeca ĝi estis, ŝi el la sonoj ne povis diveni). Tiam dirante al si ‘Tio nepre estas Bil’ ŝi provfrapis per la piedo en la tubon, kaj atende aŭskultis.

   Eerst hoorde ze het hele koor roepen: ‘Daar gaat Jan’, en toen de stem van het Konijn alleen: ‘Vang hem op, jij daar bij de heg.’ Weer stilte en daarna opnieuw allemaal stemmen door elkaar. ‘Hou zijn hoofd omhoog - Brandewijn, wie heeft er brandewijn - Pas op, dat hij niet stikt - Hoe gaat het nou? - Wat is er eigenlijk met je gebeurd ouwe jongen? Vertel eens op!’

   Unue ŝi aŭdis laŭtan ĥoron:

“Jen Bil tie supre! Pafiĝis el tubo!! Falas teren!!!”

Poste la voĉo de l’ Kuniklo diranta tutsole: “Kaptu lin, vi ĉe la barilo.” Sekvis unumomenta silento kaj fine alia konfuza voĉaro:

“Subtenu la kapon—Brandon. Ne sufoku lin—Kio al vi okazis, kunulo—Diru al ni—”

   Tenslotte hoordeze een heel zwak piepstemmetje (‘Dat is Jan’, dacht Alice): ‘Ach ik weet het niet - Nee, dank je, niet meer - Ik voel me alweer veel beter - maar ik ben nog wat in de war, ik kan nog niet alles vertellen - ik weet alleen maar, er kwam iets op me af, zoals een duiveltje uiteen doosje en daar ging ik, als een vuurpijl!’

   Aŭdiĝis responde tre malforta sibla voĉo (“jen la voĉo de Bil,” pensis Alicio).

“Nu, apenaŭ mi scias—ne pli, dankojn—jam mi refortiĝas—mi estas tro konfuzita por rakonti—io—kvazaŭ risorte—atakis min—kaj mi pafiĝis supren kiel raketo—jen ĉio.”

   ‘Dat is waar ouwe jongen!’ zeiden de anderen.

   “Tute vere, ni ja vidis vin,” diris la aliaj.

   ‘We moeten het huis in brand steken,’ zei de stem van het Konijn. En Alice riep zo hard als ze kon: ‘Als je dat doet, stuur ik Dina op je af.’

   “Ni devas ekbruligi la domon,” diris la voĉo de l’ Kuniklo. Alicio tuj ekkriis kiel eble plej laŭte “se vi tion atencos, mi instigos kontraŭ vi Dajna’n.”

   Onmiddellijk viel er een diepe stilte en Alice dacht bij zich zelf: ‘Ik ben benieuwd wat ze nu gaan doen! Als ze een beetje verstand hadden, zouden ze het dak van het huis halen.’ Na een minuut of twee begonnen ze opnieuw heen en weer te lopen en Alice hoorde het Konijn zeggen: ‘Een kruiwagen vol zal voorlopig wel genoeg zijn.’

   Sekvis tuja kaj plena silento. “Kion nun ili faros?” pensis Alicio. Laŭ ŝi la plej prudenta rimedo estus forpreni la tegmenton.

Post unu, du momentoj denove komencis ĉirkaŭmoviĝo, kaj la Kuniklo aŭdigis sin dirante: “Sufiĉos por komenco unu plena puŝĉaro.”

   ‘Een kruiwagen vol met wat?’ dacht Alice. Maar zij bleef niet lang in twijfel, want het volgende ogenblik kwam er een hagel van steentjes door het raam kletteren, sommige midden in haar gezicht. ‘Daar moeten ze mee ophouden,’ zei ze bij zich zelf en ze riep: ‘Dat moeten jullie niet nog eens doen,’ wat weer een diepe stilte veroorzaakte.

   “Plena puŝĉaro da kio?” pensis Alicio. Tiu dubo ne daŭris longe, ĉar en tiu sama momento, enŝutiĝis tra la fenestro, kun kvazaŭ‐hajla bruo, amaso da ŝtonetoj, kaj kelkaj el ili eĉ frapis al ŝi la vizaĝon. Ŝi diris al si: “Tion mi tuj ĉesigos,” kaj aldonis laŭte: “Se vi ree faros tion, mi Dajna’n.…”

Denove la tuja kaj plena silento!

   Alice merkte tot haar verrassing dat de steentjes op de grond allemaal in koekjes veranderden en plotseling kreeg ze een prachtig idee. ‘Als ik een van deze koekjes opeet,’ dacht ze, ‘zal ik in elk geval wel weer veranderen; ik kan onmogelijk groter worden, dan zullen ze me dus wel kleiner maken, denk ik.’

   Alicio surprize rimarkis ke la ŝtonetoj kuŝ­antaj sur la planko ĉiuj ŝanĝiĝas en kuketojn, kaj venis en sian kapon la feliĉa ideo “Se mi manĝos unu el tiuj kuketoj, nepre okazos al mi iuspeca korpŝanĝo, kaj ĉar nun tia ŝanĝo neniel povas kreskigi min, sekvas ke la efiko estos malkreskiga.”

   Dus at ze haastig een van de koekjes op en ze bemerkte tot haar grote vreugde dat ze onmiddellijk begon te krimpen. Zodra ze klein genoeg was om de deur door te gaan, liep ze het huis uit en zag dat een hele groep kleine beesten buiten op haar wachtte. De arme kleine hagedis Jan stond in het midden, overeind gehouden door twee guinese biggetjes, die hem iets uit een fles te drinken gaven. Zodra ze Alice zagen, holden ze op haar af, maar Alice liep zo hard als ze kon weg en kwam al gauw veilig en wel in een dicht bos.

   Ŝi do englutis unu, kaj kun granda ĝojo kon­statis ke ŝi tuj komencas malkreski. Tuj kiam ŝi estis sufiĉe malalta por trairi la pordon, ŝi forkuris el la domo, kaj trovis ke granda aro da malgrandaj birdoj kaj bestoj staras ekstere atendante ŝin. La kompatinda lacerto Bil sidis en la mezo subtenate de du kobajoj kiuj donas al li trinkaĵon el boteleto. Ĉiuj sin ĵetis al Alicio, sed ŝi forkuris kiel eble plej rapide kaj baldaŭ trovis sin staranta sekure en densa arbaro.

   ‘Ik wil eerst proberen,’ zei Alice bij zich zelf ‘of ik mijn gewone lengte terug kan krijgen en dan ga ik de weg naar die mooie tuin zoeken. Dat lijkt mij het beste plan.’

   “Kaj nun,” diris al si Alicio ĉirkaŭvaganta en la arbaro, “la unua celo kompreneble estas rekreski ĝis la ordinara grandeco, kaj la dua estas trovi la vojon en tiun belan ĝardenon.”

   Het was zonder twijfel een prachtig plan, heel helder en eenvoudig; de enige moeilijkheid was, dat ze niet het flauwste idee had hoe ze het ooit uit kon voeren; en terwijl zij tussen de bomen daar bezorgd over na liep te denken, hoorde ze vlak boven haar hoofd een kort scherp geblaf en vreselijk geschrokken keek ze op.

   Sendube tre bona plano! sed, bedaŭrinde, ŝi ne havis eĉ la plej malgrandan ideon kia­maniere ŝi devos plenumi ĝin. Dum ŝi serĉe esploris inter la arboj, akra hundbojo altiris ŝian atenton.

   Een reusachtige jonge hond keek met grote ronde ogen op haar neer en stak speels zijn poot uit om haar aan te raken. ‘Braaf beestje,’ zei Alice vleiend en zij probeerde vriendelijk tegen hem te fluiten; maar ze was tegelijk erg bang, dat hij misschien honger zou hebben en haar ondanks al haar vriendelijkheid op zou eten.

   Jen grandega hundido de alte rigardis sur ŝin el grandaj rondaj okuloj, kaj malvigle etendis unu piedon por tuŝi ŝin. “Ho, vi dorlotaĵeto,” diris ŝi en sia plej dorlota voĉo, kaj penis fajfi al ĝi. Sed interne ŝi tre timis pensante ke ĝi eble estas malsata, kaj en tiu okazo povas formanĝi ŝin, malgraŭ la dorloto.

   Volkomen van streek pakte ze een stokje van de grond en hield dat de hond voor zijn kop; de hond sprong, jankend van pret, op alle vier zijn poten in de lucht, rende op de stok af en hapte er naar. Alice dook weg achter een grote distel om niet ondersteboven te worden gelopen, maar toen ze aan de andere kant van de distel te voorschijn kwam, schoot de hond opnieuw op de stok af en vloog in zijn vaart over de kop. Alice, die vond dat dit erg veel weg had van een stoeipartij met een karrepaard, en ieder ogenblik verwachtte onder de voet te worden gelopen, liep weer om de distel heen. Toen deed de hond een hele reeks schijn-aanvallen op de stok, liep steeds een stukje naar voren en een heel eind terug en bleef intussen alsmaar schor aan 't blaffen, tot hij tenslotte een eind verder ging zitten, hijgend, met zijn tong uit zijn bek en zijn grote ogen half gesloten.

   Apenaŭ konsciante kion ŝi faras, ŝi levis malgrandan branĉeton kaj tenis ĝin antaŭ la hundido, kiu tuj saltis en la aeron kun laŭta ĝojbojo, kaj ĵetinte sin sur la branĉeto ŝajnigis mortskui ĝin.

Por eviti esti piedpremata, Alicio gardis sin malantaŭ granda kardo. Tuj kiam ŝi reaperis sur la alia flanko, branĉeto en mano, la hundido denove atakis, kaj pro ĝia arda deziro ĝin kapti, tute renversiĝis. Alicio, pensante en si ke tio estas kvazaŭ oni ludus kun tirĉevalo, kaj en ĉiu momento atendante ke ŝi estos piedpremata, ree ĉirkaŭkuris la kardon. La hundido, siaparte, komencis fari rapide tutan serion da sinĵetoj; ĉiufoje ĝi nur malmulte antaŭen kuris, sed multe kuris malantaŭen. Senĉese ĝi raŭke bojadis, ĝis fine ĝi sidiĝis malproksime, kaj spiregadis, kun lango elpendiĝanta kaj la grandaj okuloj duonfermitaj.

   Alice vond dit een goede gelegenheid om te ontsnappen; dus liep ze hard weg tot ze erg moe werd en buiten adem en het geblaf van de hond ver genoeg weg was.

   Tiu momento ŝajnis al Alicio oportuna por forkuro. Ŝi tuj ekkuris, kaj ne ĉesis kuradi ĝis ŝi sentis sin laca kaj spireganta, kaj (pro la longa interspaco) la bojado fariĝis apenaŭ aŭdebla.

   ‘En toch was het een aardig hondje,’ zei Alice en ging tegen een boterbloem leunen om een beetje uit te rusten en wuifde zich koelte toe met een van de bladeren. ‘Ik zou hem best kunstjes willen leren - als ik maar groot genoeg was om dat te doen - o lieve help! Daar was ik bijna vergeten dat ik weer groter wil worden! Laat eens kijken, hoe zal ik dat klaarspelen? Ik denk dat ik wel weer iets zal moeten eten of drinken; maar de grote vraag is: wat?’

   “Tamen ĝi estis tre bela hundeto,” diris Alicio apogante sin kontraŭ ranunkuleto por ripozi; kaj ventumante sin per unu el ĝiaj folioj ŝi daŭrigis: “Mi tre volus instrui al ĝi lertfaraĵojn, se nur mi estus… taŭgegranda. Ho, preskaŭ mi forgesis ke mi devas rekreski! Mi konsideru kion fari; mi kredas ke nepre estos necese ke mi trinku aŭ manĝu ion. Sed jen la ĉefa demando: kion trinki aŭ manĝi.”

   En dat was zeker de grote vraag. Alice keek rond naar de bloemen en de grassprietjes, maar ze kon niets vinden dat haar geschikt leek om in deze omstandigheden te eten of te drinken. Naast haar groeide een grote paddestoel, ongeveer even groot als zij zelf; en toen zij er onder had gekeken en aan beide kanten ervan en er achter, vond ze dat ze er ook wel eens bovenop kon kijken.

   Alicio ĉirkaŭrigardis sur ĉiujn florojn kaj herbtrunketojn, sed nenion ŝi vidis kiu havis la aspekton esti la taŭga manĝaĵo. Sed jen, apud ŝi, staris granda fungo, egale alta kun ŝi mem. Esplorinte ĝin, sube kaj ĉirkaŭe, ŝi decidiĝis esplori ankaŭ la supron.

   Ze ging op haar tenen staan en gluurde over de rand van de paddestoel en haar ogen troffen meteen die van een grote blauwe rups, die boven op de paddestoel zat met zijn armen over elkaar en rustig een lange Turkse pijp rookte en niet de minste notitie nam van haar of van iets anders.

   Levinte sin sur la piedpintojn, ŝi havis la okulojn ĝuste super la rando. Sidantan sur la supro, kun la brakoj falditaj, ŝi ekvidis grandan bluhaŭtan raŭpon kiu serene fumas longan turkan pipon.