De avonturen van Alice

AVENTURES D'ALICE AU PAYS DES MERVEILLES

   IV

   CHAPITRE IV.

   Het huis van het konijn

   L’HABITATION DU LAPIN BLANC.

   HET was het Witte Konijn, dat langzaam terug kwam wandelen en bedrukt om zich heen keek, alsof hij iets verloren had; en zij hoorde hem in zich zelf mompelen: ‘De Hertogin! De Hertogin! O mijn lieve pootjes! O mijn pels en snorrebaard! Ze zal me laten onthoofden, zo zeker als een fret een fret is. Waar kan ik ze toch hebben laten vallen?’ Alice begreep meteen dat hij zijn waaier en zijn glacéhandschoenen zocht en zij begon heel hulpvaardig mee te zoeken, maar ze waren nergens meer te zien - alles scheen wel veranderd te zijn sinds haar bad in het meer en de grote zaal met de glazen tafel en het deurtje was helemaal verdwenen.

   C’était le Lapin Blanc qui revenait en trottinant, et qui cherchait de tous côtés, d’un air inquiet, comme s’il avait perdu quelque chose ; Alice l’entendit qui marmottait : « La Duchesse ! La Duchesse ! Oh ! mes pauvres pattes ; oh ! ma robe et mes moustaches ! Elle me fera guillotiner aussi vrai que des furets sont des furets ! Où pourrais-je bien les avoir perdus ? » Alice devina tout de suite qu’il cherchait l’éventail et la paire de gants paille, et, comme elle avait bon cœur, elle se mit à les chercher aussi ; mais pas moyen de les trouver.

   Het Konijn merkte Alice al gauw op, toen zij liep te zoeken en hij riep haar boos toe: ‘Marianne, wat doe jij hier? Ga onmiddellijk naar huis en haal een paar handschoenen en een waaier! Maar onmiddellijk!’ En Alice was zo onder de indruk, dat ze meteen de richting uitliep, die hij aanwees en niet eens probeerde het misverstand op te helderen.

   Du reste, depuis son bain dans la mare aux larmes, tout était changé : la salle, la table de verre, et la petite porte avaient complétement disparu.

Bientôt le Lapin aperçut Alice qui furetait ; il lui cria d’un ton d’impatience : « Eh bien ! Marianne, que faites-vous ici ? Courez vite à la maison me chercher une paire de gants et un éventail ! Allons, dépêchons-nous. »

Alice eut si grand’ peur qu’elle se mit aussitôt à courir dans la direction qu’il indiquait, sans chercher à lui expliquer qu’il se trompait.

   ‘Hij denkt, dat ik zijn dienstmeisje ben,’ zei ze bij zich zelf onder het lopen ‘wat zal hij opkijken als hij er achter komt wie ik ben! Maar ik zal zijn waaier en zijn handschoenen maar voor hem halen, tenminste als ik ze kan vinden.’ Intussen kwam ze aan een aardig huisje met op de deur een glimmend koperen bord: W. Konijn stond er op. Ze ging zonder te kloppen naar binnen en rende naar boven, doodsbenauwd dat zij de echte Marianne zou ontmoeten en uit het huis gegooid zou worden voor zij de waaier en de handschoenen gevonden had.

   « Il m’a pris pour sa bonne, » se disait-elle en courant. « Comme il sera étonné quand il saura qui je suis ! Mais je ferai bien de lui porter ses gants et son éventail ; c’est-à-dire, si je les trouve. » Ce disant, elle arriva en face d’une petite maison, et vit sur la porte une plaque en cuivre avec ces mots, « JEAN LAPIN. » Elle monta l’escalier, entra sans frapper, tout en tremblant de rencontrer la vraie Marianne, et d’être mise à la porte avant d’avoir trouvé les gants et l’éventail.

   ‘Wat is het eigenlijk gek,’ zei Alice bij zich zelf, ‘om boodschappen te doen voor een konijn! Stel je voor dat Dina me op boodschappen uit zou sturen!’ En zij begon zich voor te stellen hoe dat zou gaan. ‘Alice kom onmiddellijk hier en maak je klaar voor de wandeling.’ - ‘Ik kom direct, Moeder, maar ik moet dit muizenhol nog bewaken tot Dina terugkomt en er voor zorgen dat de muis niet ontsnapt.’ ‘Alleen denk ik,’ zei Alice, ‘dat ze Dina niet lang meer in huis zouden houden als ze de mensen ging commanderen.’

   « Que c’est drôle, » se dit Alice, « de faire des commissions pour un lapin ! Bientôt ce sera Dinah qui m’enverra en commission. » Elle se prit alors à imaginer comment les choses se passeraient. — « « Mademoiselle Alice, venez ici tout de suite vous apprêter pour la promenade. » « Dans l’instant, ma bonne ! Il faut d’abord que je veille sur ce trou jusqu’à ce que Dinah revienne, pour empêcher que la souris ne sorte. » Mais je ne pense pas, » continua Alice, « qu’on garderait Dinah à la maison si elle se mettait dans la tête de commander comme cela aux gens. »

   Intusschen was ze in een gezellig kamertje gekomen met een tafel voor het raam en daarop (zoals ze gehoopt had) een waaier en twee of drie paar witte glacéhandschoenen en ze wou juist de kamer weer uitgaan, toen haar blik op een flesje viel dat bij de spiegel stond. Er zat dit keer geen etiket op met de woorden ‘Drink Mij’, maar toch deed ze de kurk er af en zette de fles aan haar mond. ‘Er gebeurt altijd iets interessants als ik iets eet of drink, ik ben benieuwd wat voor uitwerking dit flesje heeft. Ik hoop maar dat het me weer wat groter maakt, want ik heb er werkelijk genoeg van om zo'n klein ding te zijn!’

   Tout en causant ainsi, Alice était entrée dans une petite chambre bien rangée, et, comme elle s’y attendait, sur une petite table dans l’embrasure de la fenêtre, elle vit un éventail et deux ou trois paires de gants de chevreau tout petits. Elle en prit une paire, ainsi que l’éventail, et allait quitter la chambre lorsqu’elle aperçut, près du miroir, une petite bouteille. Cette fois il n’y avait pas l’inscription BUVEZ-MOI — ce qui n’empêcha pas Alice de la déboucher et de la porter à ses lèvres. « Il m’arrive toujours quelque chose d’intéressant, » se dit-elle, « lorsque je mange ou que je bois. Je vais voir un peu l’effet de cette bouteille. J’espère bien qu’elle me fera regrandir, car je suis vraiment fatiguée de n’être qu’une petite nabote ! »

   En haar wens werd heel wat sneller vervuld dan zij gedacht had; voor zij het halve flesje uit had gedronken botste haar hoofd tegen het plafond en zij moest zich buigen, omdat anders haar nek zou breken. Ze zette haastig het flesje neer en zei bij zichzelf: ‘Nu is het precies genoeg - ik hoop dat ik niet nog groter word, anders kan ik de deur niet meer uit, - ik wou dat ik niet zoveel gedronken had!’

   C’est ce qui arriva en effet, et bien plus tôt qu’elle ne s’y attendait. Elle n’avait pas bu la moitié de la bouteille, que sa tête touchait au plafond et qu’elle fut forcée de se baisser pour ne pas se casser le cou. Elle remit bien vite la bouteille sur la table en se disant : « En voilà assez ; j’espère ne pas grandir davantage. Je ne puis déjà plus passer par la porte. Oh ! je voudrais bien n’avoir pas tant bu ! »

   Helaas! Nu was het te laat. Ze werd al groter en groter en al spoedig moest ze op haar knieën gaan zitten: het volgende ogenblik had ze zo niet eens genoeg plaats meer en ze probeerde of het beter was om op de grond te gaan liggen met een elleboog tegen de deur aan en haar andere arm onder haar hoofd. Maar ze werd steeds groter en tenslotte stak ze een arm door het raam en zette ze één voet op de schoorsteenmantel en zei bij zich zelf: ‘Nu kan ik niets meer doen, wat er verder ook gebeurt. Wat zal er nu van mij worden?’

   Hélas ! il était trop tard ; elle grandissait, grandissait, et eut bientôt à se mettre à genoux sur le plancher. Mais un instant après, il n’y avait même plus assez de place pour rester dans cette position, et elle essaya de se tenir étendue par terre, un coude contre la porte et l’autre bras passé autour de sa tête. Cependant, comme elle grandissait toujours, elle fut obligée, comme dernière ressource, de laisser pendre un de ses bras par la fenêtre et d’enfoncer un pied dans la cheminée en disant : « À présent c’est tout ce que je peux faire, quoi qu’il arrive. Que vais-je devenir ? »

   Gelukkig voor Alice was het toverdrankje nu uitgewerkt en ze groeide niet meer; toch was het hele geval erg onplezierig en daar ze op geen enkele manier uit de kamer kon komen, was het niet te verwonderen, dat zij zich erg ongelukkig voelde.

   Heureusement pour Alice, la petite bouteille magique avait alors produit tout son effet, et elle cessa de grandir. Cependant sa position était bien gênante, et comme il ne semblait pas y avoir la moindre chance qu’elle pût jamais sortir de cette chambre, il n’y a pas à s’étonner qu’elle se trouvât bien malheureuse.

   ‘Thuis was het toch heel wat prettiger,’ dacht de arme Alice,‘toen ik niet voortdurend groter en kleiner werd en door muizen en konijnen gecommandeerd. Ik wou dat ik nooit door dat konijnenhol was gegaan - en toch! - en toch! - ik maak zo toch wel heel wat mee, - ik vraag me af wat er eigenlijk met mij is gebeurd! Vroeger, toen ik nog sprookjes las, dacht ik altijd dat dit soort dingen nooit werkelijk gebeurden en nu zit ik er midden in! Er moest heus een boek over mij geschreven worden. En als ik groot ben, zal ik er een schrijven ook, maar ik ben nu groot,’ voegde zij er bezorgd aan toe, ‘en hier is helemaal geen plaats meer om nog groter te worden.’

   « C’était bien plus agréable chez nous, » pensa la pauvre enfant. « Là du moins je ne passais pas mon temps à grandir et à rapetisser, et je n’étais pas la domestique des lapins et des souris. Je voudrais bien n’être jamais descendue dans ce terrier ; et pourtant c’est assez drôle cette manière de vivre ! Je suis curieuse de savoir ce que c’est qui m’est arrivé. Autrefois, quand je lisais des contes de fées, je m’imaginais que rien de tout cela ne pouvait être, et maintenant me voilà en pleine féerie. On devrait faire un livre sur mes aventures ; il y aurait de quoi ! Quand je serai grande j’en ferai un, moi. — Mais je suis déjà bien grande ! » dit-elle tristement. « Dans tous les cas, il n’y a plus de place ici pour grandir davantage. »

   ‘Maar zou ik dan nooit ouder worden, dan ik nu ben?’ dacht Alice, ‘dat zou wel fijn zijn aan de ene kant, want dan word ik nooit een oude vrouw, maar dan moet ik ook altijd huiswerk maken! O nee, daar zou ik geen zin in hebben!’

   « Mais alors, » pensa Alice, « ne serai-je donc jamais plus vieille que je ne le suis maintenant ? D’un côté cela aura ses avantages, ne jamais être une vieille femme. Mais alors avoir toujours des leçons à apprendre ! Oh, je n’aimerais pas cela du tout. »

   ‘O jij gekke Alice!’ antwoordde zij zich zelf. ‘Hoe kan je hier nu huiswerk maken? Er is amper plaats genoeg voor jou en er is zeker geen plaats meer voor je boeken en schriften!’

   « Oh ! Alice, petite folle, » se répondit-elle. « Comment pourriez-vous apprendre des leçons ici ? Il y a à peine de la place pour vous, et il n’y en a pas du tout pour vos livres de leçons. »

   En zo ging ze verder met dat alles tegen elkaar af te wegen en daarover te praten; maar na een paar minuten hoorde ze buiten een stem en zij hield op om te luisteren.

   Et elle continua ainsi, faisant tantôt les demandes et tantôt les réponses, et établissant sur ce sujet toute une conversation ; mais au bout de quelques instants elle entendit une voix au dehors, et s’arrêta pour écouter.

   ‘Marianne, Marianne!’ zei de stem, ‘Breng onmiddellijk mijn handschoenen!’ Toen hoorde voeten trippelen op de trap. Alice begreep dat dit het Witte Konijn was, dat terug kwam om naar haar te kijken en ze beefde zo dat het hele huis er van schudde, want ze was glad vergeten dat ze nu ongeveer duizend keer zo groot was als het Konijn, en helemaal niet bang voor hem hoefde te zijn.

   « Marianne ! Marianne ! » criait la voix ; « allez chercher mes gants bien vite ! » Puis Alice entendit des piétinements dans l’escalier. Elle savait que c’était le Lapin qui la cherchait ; elle trembla si fort qu’elle en ébranla la maison, oubliant que maintenant elle était mille fois plus grande que le Lapin, et n’avait rien à craindre de lui.

   Al gauw was het Konijn bij de deur en probeerde die open te doen, maar de deur ging naar binnen open en Alice's elleboog drukte er tegen en dus was die poging vergeefs. Alice hoorde het Konijn bij zich zelf zeggen: ‘Dan zal ik omlopen en door het raam naar binnen gaan!’

   Le Lapin, arrivé à la porte, essaya de l’ouvrir ; mais, comme elle s’ouvrait en dedans et que le coude d’Alice était fortement appuyé contre la porte, la tentative fut vaine. Alice entendit le Lapin qui murmurait : « C’est bon, je vais faire le tour et j’entrerai par la fenêtre. »

   ‘Dat zult u niet,’ dacht Alice en toen zij na een poosje wachten meende te horen, dat het Konijn precies onder het raam was, deed zij plotseling haar hand open en zwaaide even door de lucht. Zij voelde niets, maar zij hoorde een zachte kreet en een gekletter of er glas brak en ze veronderstelde, dat hij in een glazen broeikas of zoiets was gevallen.

   « Je t’en défie ! » pensa Alice. Elle attendit un peu ; puis, quand elle crut que le Lapin était sous la fenêtre, elle étendit le bras tout à coup pour le saisir ; elle ne prit que du vent. Mais elle entendit un petit cri, puis le bruit d’une chute et de vitres cassées (ce qui lui fit penser que le Lapin était tombé sur les châssis de quelque serre à concombre), puis une voix colère, celle du Lapin :

   Toen hoorde zij een boze stem roepen - het was die van het Konijn - ‘Piet, Piet, waar ben je?’ En toen een stem, die zij nog nooit eerder had gehoord, ‘Zeker Edelachtbare, ik graaf appels Edelachtbare.’

   « Patrice ! Patrice ! où es-tu ? » Une voix qu’elle ne connaissait pas répondit : « Me v’là, not’ maître ! J’bêchons la terre pour trouver des pommes ! »

   ‘Appels graven, onzin,’ riep het Konijn boos, ‘kom hier, haal me hier uit.’ (Nog meer gerinkel van glas).

   « Pour trouver des pommes ! » dit le Lapin furieux. « Viens m’aider à me tirer d’ici. » (Nouveau bruit de vitres cassées.)

   ‘Zeg op Piet, wat is dat daar in het raam?’

   « Dis-moi un peu, Patrice, qu’est-ce qu’il y a là à la fenêtre ? »

   ‘Zeker Edelachtbare, 't is een arm Edelachtbare’. (hij zei: arrem).

   « Ça, not’ maître, c’est un bras. »

   ‘Een arm, idioot! Wie heeft er nu ooit zo'n grote arm gezien? Hij vult waarachtig het hele raam.’

   « Un bras, imbécile ! Qui a jamais vu un bras de cette dimension ? Ça bouche toute la fenêtre. »

   ‘Zeker Edelachtbare, dat is waar, Edelachtbare, maar 't is toch een arm.’

   « Bien sûr, not’ maître, mais c’est un bras tout de même. »

   ‘In ieder geval heeft hij daar niets te maken. Haal hem weg.’

   « Dans tous les cas il n’a rien à faire ici. Enlève-moi ça bien vite. »

   Hierna was het lang stil en Alice kon enkel zo nu en dan allerlei gefluister horen, zoals: ‘Zeker, Edelachtbare, ik voel er niets voor, Edelachtbare’; ‘Doe wat ik je zeg, lafaard’ en tenslotte deed ze haar hand weer open en zwaaide weer even door de lucht. Dit keer hoorde ze twee zachte kreten en nog meer gerinkel van glas. ‘Wat moeten er daar een hoop broeikassen staan,’ dacht Alice,’ ik ben benieuwd wat ze nu gaan doen! Ze willen me misschien wel uit het raam trekken. Ik wou maar dat ze het konden! Ik heb helemaal geen zin om hier nog langer te blijven!’

   Il se fit un long silence, et Alice n’entendait plus que des chuchotements de temps à autre, comme : « Maître, j’osons point. » — « Fais ce que je te dis, capon ! » Alice étendit le bras de nouveau comme pour agripper quelque chose ; cette fois il y eut deux petits cris et encore un bruit de vitres cassées. « Que de châssis il doit y avoir là ! » pensa Alice. « Je me demande ce qu’ils vont faire à présent. Quant à me retirer par la fenêtre, je le souhaite de tout mon cœur, car je n’ai pas la moindre envie de rester ici plus longtemps ! »

   Ze wachtte een tijdje zonder iets te horen; tenslotte hoorde ze geratel van wagenwieltjes en het geluid van een heleboel stemmen die door elkaar praatten; ze ving allerlei brokstukken op. ‘Waar is de andere ladder? - Ach wat, ik hoefde er toch maar één te halen, Jan heeft de andere. - Jan zet hem hier, kerel! - Hier, zet hem hier in de hoek - Neen, bind ze eerst aan elkaar, anders zijn ze niet lang genoeg - O, zo zal het best gaan; wees maar niet zo eigenwijs - Hier, Jan, houd dat touw eens vast - Zou het dak sterk genoeg zijn? - Pas op die losse dakpan! - Pas op, hij valt naar beneden! - van onderen! - (een hevig gekletter) - Wie deed dat nu weer? - 't Zal Jan wel geweest zijn - Wie gaat de schoorsteen in? - Nee, ik niet! Jij moet het doen - Ben je helemaal! Jan moet het doen. Hé Jan, mijnheer zegt dat jij de schoorsteen in moet!’

   Il se fit quelques instants de silence. À la fin, Alice entendit un bruit de petites roues, puis le son d’un grand nombre de voix ; elle distingua ces mots : « Où est l’autre échelle ? — Je n’avais point qu’à en apporter une ; c’est Jacques qui a l’autre. — Allons, Jacques, apporte ici, mon garçon ! — Dressez-les là au coin. — Non, attachez-les d’abord l’une au bout de l’autre. — Elles ne vont pas encore moitié assez haut. — Ça fera l’affaire ; ne soyez pas si difficile. — Tiens, Jacques, attrape ce bout de corde. — Le toit portera-t-il bien ? — Attention à cette tuile qui ne tient pas. — Bon ! la voilà qui dégringole. Gare les têtes ! » (Il se fit un grand fracas.) « Qui a fait cela ? — Je crois bien que c’est Jacques. — Qui est-ce qui va descendre par la cheminée ? — Pas moi, bien sûr ! Allez-y, vous. — Non pas, vraiment. — C’est à vous, Jacques, à descendre. — Hohé, Jacques, not’ maître dit qu’il faut que tu descendes par la cheminée ! »

   ‘Zo, Jan komt dus door de schoorsteen naar beneden,’ zei Alice bij zich zelf, ‘Jan schijnt alles op te moeten knappen! Ik zou niet graag in zijn schoenen staan; er is niet veel ruimte in de schouw, maar ik geloof dat ik nog wel een beetje kan schoppen!’

   « Ah ! » se dit Alice, « c’est donc Jacques qui va descendre. Il paraît qu’on met tout sur le dos de Jacques. Je ne voudrais pas pour beaucoup être Jacques. Ce foyer est étroit certainement, mais je crois bien que je pourrai tout de même lui lancer un coup de pied. »

   Ze wrong haar voet zo ver als ze kon naar beneden en wachtte tot ze een klein dier (ze kon niet uit maken wat voor soort het was) vlak boven zich in de schoorsteen hoorde krabbelen; toen zei ze bij zich zelf: ‘Dat is Jan,’ en gaf een harde schop en wachtte nieuwsgierig wat er verder gebeuren zou.

   Elle retira son pied aussi bas que possible, et ne bougea plus jusqu’à ce qu’elle entendît le bruit d’un petit animal (elle ne pouvait deviner de quelle espèce) qui grattait et cherchait à descendre dans la cheminée, juste au-dessus d’elle ; alors se disant : « Voilà Jacques sans doute, » elle lança un bon coup de pied, et attendit pour voir ce qui allait arriver.

   Eerst hoorde ze het hele koor roepen: ‘Daar gaat Jan’, en toen de stem van het Konijn alleen: ‘Vang hem op, jij daar bij de heg.’ Weer stilte en daarna opnieuw allemaal stemmen door elkaar. ‘Hou zijn hoofd omhoog - Brandewijn, wie heeft er brandewijn - Pas op, dat hij niet stikt - Hoe gaat het nou? - Wat is er eigenlijk met je gebeurd ouwe jongen? Vertel eens op!’

   La première chose qu’elle entendit fut un cri général de : « Tiens, voilà Jacques en l’air ! » Puis la voix du Lapin, qui criait : « Attrapez-le, vous là-bas, près de la haie ! » Puis un long silence ; ensuite un mélange confus de voix : « Soutenez-lui la tête. — De l’eau-de-vie maintenant. — Ne le faites pas engouer. — Qu’est-ce donc, vieux camarade ? — Que t’est-il arrivé ? Raconte-nous ça ! »

   Tenslotte hoordeze een heel zwak piepstemmetje (‘Dat is Jan’, dacht Alice): ‘Ach ik weet het niet - Nee, dank je, niet meer - Ik voel me alweer veel beter - maar ik ben nog wat in de war, ik kan nog niet alles vertellen - ik weet alleen maar, er kwam iets op me af, zoals een duiveltje uiteen doosje en daar ging ik, als een vuurpijl!’

   Enfin une petite voix faible et flûtée se fit entendre. (« C’est la voix de Jacques, » pensa Alice.) « Je n’en sais vraiment rien. Merci, c’est assez ; je me sens mieux maintenant ; mais je suis encore trop bouleversé pour vous conter la chose. Tout ce que je sais, c’est que j’ai été poussé comme par un ressort, et que je suis parti en l’air comme une fusée. »

   ‘Dat is waar ouwe jongen!’ zeiden de anderen.

   « Ça, c’est vrai, vieux camarade, » disaient les autres.

   ‘We moeten het huis in brand steken,’ zei de stem van het Konijn. En Alice riep zo hard als ze kon: ‘Als je dat doet, stuur ik Dina op je af.’

   « Il faut mettre le feu à la maison, » dit le Lapin.

Alors Alice cria de toutes ses forces : « Si vous osez faire cela, j’envoie Dinah à votre poursuite. »

   Onmiddellijk viel er een diepe stilte en Alice dacht bij zich zelf: ‘Ik ben benieuwd wat ze nu gaan doen! Als ze een beetje verstand hadden, zouden ze het dak van het huis halen.’ Na een minuut of twee begonnen ze opnieuw heen en weer te lopen en Alice hoorde het Konijn zeggen: ‘Een kruiwagen vol zal voorlopig wel genoeg zijn.’

   Il se fit tout à coup un silence de mort. « Que vont-ils faire à présent ? » pensa Alice. « S’ils avaient un peu d’esprit, ils enlèveraient le toit. » Quelques minutes après, les allées et venues recommencèrent, et Alice entendit le Lapin, qui disait : « Une brouettée d’abord, ça suffira. »

   ‘Een kruiwagen vol met wat?’ dacht Alice. Maar zij bleef niet lang in twijfel, want het volgende ogenblik kwam er een hagel van steentjes door het raam kletteren, sommige midden in haar gezicht. ‘Daar moeten ze mee ophouden,’ zei ze bij zich zelf en ze riep: ‘Dat moeten jullie niet nog eens doen,’ wat weer een diepe stilte veroorzaakte.

   « Une brouettée de quoi ? » pensa Alice. Il ne lui resta bientôt plus de doute, car, un instant après, une grêle de petits cailloux vint battre contre la fenêtre, et quelques-uns même l’atteignirent au visage. « Je vais bientôt mettre fin à cela, » se dit-elle ; puis elle cria : « Vous ferez bien de ne pas recommencer. » Ce qui produisit encore un profond silence.

   Alice merkte tot haar verrassing dat de steentjes op de grond allemaal in koekjes veranderden en plotseling kreeg ze een prachtig idee. ‘Als ik een van deze koekjes opeet,’ dacht ze, ‘zal ik in elk geval wel weer veranderen; ik kan onmogelijk groter worden, dan zullen ze me dus wel kleiner maken, denk ik.’

   Alice remarqua, avec quelque surprise, qu’en tombant sur le plancher les cailloux se changeaient en petits gâteaux, et une brillante idée lui traversa l’esprit. « Si je mange un de ces gâteaux, » pensa-t-elle, « cela ne manquera pas de me faire ou grandir ou rapetisser ; or, je ne puis plus grandir, c’est impossible, donc je rapetisserai ! »

   Dus at ze haastig een van de koekjes op en ze bemerkte tot haar grote vreugde dat ze onmiddellijk begon te krimpen. Zodra ze klein genoeg was om de deur door te gaan, liep ze het huis uit en zag dat een hele groep kleine beesten buiten op haar wachtte. De arme kleine hagedis Jan stond in het midden, overeind gehouden door twee guinese biggetjes, die hem iets uit een fles te drinken gaven. Zodra ze Alice zagen, holden ze op haar af, maar Alice liep zo hard als ze kon weg en kwam al gauw veilig en wel in een dicht bos.

   Elle avala un des gâteaux, et s’aperçut avec joie qu’elle diminuait rapidement. Aussitôt qu’elle fut assez petite pour passer par la porte, elle s’échappa de la maison, et trouva toute une foule d’oiseaux et d’autres petits animaux qui attendaient dehors. Le pauvre petit lézard, Jacques, était au milieu d’eux, soutenu par des cochons d’Inde, qui le faisaient boire à une bouteille. Tous se précipitèrent sur Alice aussitôt qu’elle parut ; mais elle se mit à courir de toutes ses forces, et se trouva bientôt en sûreté dans un bois touffu.

   ‘Ik wil eerst proberen,’ zei Alice bij zich zelf ‘of ik mijn gewone lengte terug kan krijgen en dan ga ik de weg naar die mooie tuin zoeken. Dat lijkt mij het beste plan.’

   « La première chose que j’aie à faire, » dit Alice en errant çà et là dans les bois, « c’est de revenir à ma première grandeur ; la seconde, de chercher un chemin qui me conduise dans ce ravissant jardin. C’est là, je crois, ce que j’ai de mieux à faire ! »

   Het was zonder twijfel een prachtig plan, heel helder en eenvoudig; de enige moeilijkheid was, dat ze niet het flauwste idee had hoe ze het ooit uit kon voeren; en terwijl zij tussen de bomen daar bezorgd over na liep te denken, hoorde ze vlak boven haar hoofd een kort scherp geblaf en vreselijk geschrokken keek ze op.

   En effet c’était un plan de campagne excellent, très-simple et très-habilement combiné. Toute la difficulté était de savoir comment s’y prendre pour l’exécuter. Tandis qu’elle regardait en tapinois et avec précaution à travers les arbres, un petit aboiement sec, juste au-dessus de sa tête, lui fit tout à coup lever les yeux.

   Een reusachtige jonge hond keek met grote ronde ogen op haar neer en stak speels zijn poot uit om haar aan te raken. ‘Braaf beestje,’ zei Alice vleiend en zij probeerde vriendelijk tegen hem te fluiten; maar ze was tegelijk erg bang, dat hij misschien honger zou hebben en haar ondanks al haar vriendelijkheid op zou eten.

   Un jeune chien (qui lui parut énorme) la regardait avec de grands yeux ronds, et étendait légèrement la patte pour tâcher de la toucher. « Pauvre petit ! » dit Alice d’une voix caressante et essayant de siffler. Elle avait une peur terrible cependant, car elle pensait qu’il pouvait bien avoir faim, et que dans ce cas il était probable qu’il la mangerait, en dépit de toutes ses câlineries.

   Volkomen van streek pakte ze een stokje van de grond en hield dat de hond voor zijn kop; de hond sprong, jankend van pret, op alle vier zijn poten in de lucht, rende op de stok af en hapte er naar. Alice dook weg achter een grote distel om niet ondersteboven te worden gelopen, maar toen ze aan de andere kant van de distel te voorschijn kwam, schoot de hond opnieuw op de stok af en vloog in zijn vaart over de kop. Alice, die vond dat dit erg veel weg had van een stoeipartij met een karrepaard, en ieder ogenblik verwachtte onder de voet te worden gelopen, liep weer om de distel heen. Toen deed de hond een hele reeks schijn-aanvallen op de stok, liep steeds een stukje naar voren en een heel eind terug en bleef intussen alsmaar schor aan 't blaffen, tot hij tenslotte een eind verder ging zitten, hijgend, met zijn tong uit zijn bek en zijn grote ogen half gesloten.

   Sans trop savoir ce qu’elle faisait, elle ramassa une petite baguette et la présenta au petit chien qui bondit des quatre pattes à la fois, aboyant de joie, et se jeta sur le bâton comme pour jouer avec. Alice passa de l’autre côté d’un gros chardon pour n’être pas foulée aux pieds. Sitôt qu’elle reparut, le petit chien se précipita de nouveau sur le bâton, et, dans son empressement de le saisir, butta et fit une cabriole. Mais Alice, trouvant que cela ressemblait beaucoup à une partie qu’elle ferait avec un cheval de charrette, et craignant à chaque instant d’être écrasée par le chien, se remit à tourner autour du chardon. Alors le petit chien fit une série de charges contre le bâton. Il avançait un peu chaque fois, puis reculait bien loin en faisant des aboiements rauques ; puis enfin il se coucha à une grande distance de là, tout haletant, la langue pendante, et ses grands yeux à moitié fermés.

   Alice vond dit een goede gelegenheid om te ontsnappen; dus liep ze hard weg tot ze erg moe werd en buiten adem en het geblaf van de hond ver genoeg weg was.

   Alice jugea que le moment était venu de s’échapper. Elle prit sa course aussitôt, et ne s’arrêta que lorsqu’elle se sentit fatiguée et hors d’haleine, et qu’elle n’entendit plus que faiblement dans le lointain les aboiements du petit chien.

   ‘En toch was het een aardig hondje,’ zei Alice en ging tegen een boterbloem leunen om een beetje uit te rusten en wuifde zich koelte toe met een van de bladeren. ‘Ik zou hem best kunstjes willen leren - als ik maar groot genoeg was om dat te doen - o lieve help! Daar was ik bijna vergeten dat ik weer groter wil worden! Laat eens kijken, hoe zal ik dat klaarspelen? Ik denk dat ik wel weer iets zal moeten eten of drinken; maar de grote vraag is: wat?’

   « C’était pourtant un bien joli petit chien, » dit Alice, en s’appuyant sur un bouton d’or pour se reposer, et en s’éventant avec une des feuilles de la plante. « Je lui aurais volontiers enseigné tout plein de jolis tours si — si j’avais été assez grande pour cela ! Oh ! mais j’oubliais que j’avais encore à grandir ! Voyons. Comment faire ? Je devrais sans doute boire ou manger quelque chose ; mais quoi ? Voilà la grande question. »

   En dat was zeker de grote vraag. Alice keek rond naar de bloemen en de grassprietjes, maar ze kon niets vinden dat haar geschikt leek om in deze omstandigheden te eten of te drinken. Naast haar groeide een grote paddestoel, ongeveer even groot als zij zelf; en toen zij er onder had gekeken en aan beide kanten ervan en er achter, vond ze dat ze er ook wel eens bovenop kon kijken.

   En effet, la grande question était bien de savoir quoi ? Alice regarda tout autour d’elle les fleurs et les brins d’herbes ; mais elle ne vit rien qui lui parût bon à boire ou à manger dans les circonstances présentes.

Près d’elle poussait un large champignon, à peu près haut comme elle. Lorsqu’elle l’eut examiné par-dessous, d’un côté et de l’autre, par-devant et par-derrière, l’idée lui vint qu’elle ferait bien de regarder ce qu’il y avait dessus.

   Ze ging op haar tenen staan en gluurde over de rand van de paddestoel en haar ogen troffen meteen die van een grote blauwe rups, die boven op de paddestoel zat met zijn armen over elkaar en rustig een lange Turkse pijp rookte en niet de minste notitie nam van haar of van iets anders.

   Elle se dressa sur la pointe des pieds, et, glissant les yeux par-dessus le bord du champignon, ses regards rencontrèrent ceux d’une grosse chenille bleue assise au sommet, les bras croisés, fumant tranquillement une longue pipe turque sans faire la moindre attention à elle ni à quoi que ce fût.

Text from www.dbnl.org
Text from wikisource.org
Audio from litteratureaudio