De lotgevallen van Tom Sawyer

LES AVENTURES DE TOM SAWYER

   HOOFDSTUK XXXV.

   CHAPITRE XXXV

   De lezer mag zich overtuigd houden, dat het buitenkansje van Tom en Huck eene groote opschudding in het eenvoudige, kleine stadje veroorzaakte. Zulk een groote som, in klinkende munt, was een bijna ongelooflijk bezit. Men sprak zoo veel over deze daad en verheerlijkte haar in zulk een mate, dat zij eindelijk het verstand van menigen ziekelijk opgewonden burger aan het wankelen bracht. Elk spookhuis te St. Petersburg en in de naburige dorpen werd onderzocht; de vloeren werden plank voor plank opgenomen en de fondamenten opgegraven en geplunderd, in de hoop van verborgen schatten op te leveren. En dat niet door kleine jongens, maar door volwassen menschen en ernstige, nuchtere lieden ook. Waar Tom en Huck ook verschenen, werden zij bewonderd en vol verbazing aangestaard. Alles wat zij deden, werd als iets heel bijzonders beschouwd. Zij hadden blijkbaar het vermogen verloren om gewone dingen te zeggen of te doen. Bovendien werd de geschiedenis van hun vroeger leven opgehaald en werden daarin bewijzen van een buitengewonen aanleg en een buitengewoon verstand ontdekt.

   Le lecteur devine sans peine quelle sensation produisit au village la bonne fortune de Tom et de son ami Huck. Il y avait quelque chose d’incroyable dans une somme aussi importante en espèces sonnantes et trébuchantes. Les langues allèrent leur train, les imaginations aussi et la raison de quelques habitants eut à pâtir de cette émotion malsaine. Toutes les maisons « hantées » de Saint-Petersburg et des villages environnants furent « disséquées » planche par planche, non pas par des enfants, comme on serait tenté de le croire, mais bel et bien par des hommes dont certains étaient pourtant, auparavant, de réputation aussi sérieuse que peu romanesque. Partout où Tom et Huck se montraient, on les accablait de compliments, on les admirait, on ne les quittait pas des yeux. On notait et on répétait chacune de leurs paroles. Tout ce qu’ils faisaient passait pour remarquable. Ils avaient apparemment perdu la faculté de dire et de faire des choses banales. On fouilla leur passé et on y découvrit la trace d’une originalité manifeste. Le journal du pays publia une biographie des deux héros.

   De weduwe Douglas zette Hucks geld uit tegen zes percent, en de heer Thatcher deed, op verzoek van tante Polly, hetzelfde voor Tom. De knapen hadden nu elk een ontzaglijk inkomen: een dollar voor elken werkdag en een halve voor de Zondagen. Het was juist zooveel als de dominee ontving,--neen, het was zooveel als hem was toegezegd, want hij kon het gewoonlijk niet bijeenkrijgen. Een en een kwart dollar was in die dagen voldoende weekgeld voor eens jongens kost, inwoning, kleeding en bewassching.

   La veuve Douglas plaça l’argent de Huck à six pour cent et le juge Thatcher en fit autant pour celui de Tom à la requête de tante Polly. Chacun des deux compères jouissait désormais d’un revenu tout simplement considérable : un dollar pour chaque jour de la semaine et pour un dimanche sur deux. C’était exactement ce que touchait le pasteur, ou tout au moins ce que lui promettaient ses fidèles. Or, en ces temps lointains où la vie était simple, il suffisait d’un dollar et vingt-cinq cents par semaine pour entretenir un enfant, payer son école, lui acheter des vêtements et même du savon pour faire sa toilette.

   De heer Thatcher had een hoog denkbeeld van Tom Sawyer gekregen. Hij verklaarde, dat geen gewone jongen zijne dochter uit de grot zou gered hebben. Toen Becky haar vader in vertrouwen vertelde, hoe grootmoedig Tom hare zweepslagen op school op zich had genomen, was de rechter zichtbaar bewogen; en toen zij haar vader smeekte de vreeselijke leugen over het hoofd te zien, waaraan Tom zich had schuldig gemaakt, om de zweepslagen van hare schouders te nemen, zeide de rechter opgewonden, dat het een brave, een edele, een grootmoedige leugen was, een leugen die verdiende in Amerika's geschiedrollen te worden te boek gesteld. Becky vond, dat haar vader er nooit zoo fier en mannelijk had uitgezien, als toen hij, onder het uiten dezer woorden, met van geestdrift schitterende oogen, de kamer doorliep. Geen wonder dat zij alles dadelijk aan Tom ging overbrieven!

   Le juge Thatcher avait conçu une haute opinion de Tom. Il se plaisait à dire que n’importe quel garçon n’aurait pas réussi à faire sortir sa fille de la grotte. Lorsque Becky raconta à son père, sous le sceau du secret, la façon dont Tom s’était fait punir à sa place, le juge fut manifestement ému et déclara qu’un garçon aussi noble et généreux pouvait marcher fièrement dans la vie et figurer dans l’histoire à côté d’un George Washington. Becky trouva que son père n’avait jamais paru aussi grand et beau qu’en ponctuant cette déclaration d’un vigoureux coup de pied au plancher. La petite alla tout droit raconter cette scène à son ami Tom.

   De heer Thatcher hield zich overtuigd, dat Tom eens een groot rechtsgeleerde of een beroemd militair zou worden. Hij zeide dat hij zijn best zou doen, dat de knaap naar de Militaire Academie werd gezonden en dan naar de beste hoogeschool in het land, opdat hij voor beide vakken klaar zou zijn.

   Le juge Thatcher caressait l’espoir de voir Tom devenir un jour un grand avocat ou un grand général. Il annonça qu’il s’arrangerait pour le faire entrer à l’Académie nationale militaire, puis dans la meilleure école de droit du pays, afin qu’il fût également préparé à embrasser soit une carrière, soit l’autre, soit même les deux.

   De schatten van Huck Finn en het feit dat hij onder de bescherming der weduwe Douglas kwam, brachten of liever trokken en sleurden hem in de maatschappij en zijn lijden was meer dan hij kon dragen. De dienstboden der weduwe hielden hem rein, zorgden dat hij er netjes uitzag, kamden en borstelden hem en legden hem 's nachts in ongemakkelijke bedden, waarop geen vlekje of spatje te ontdekken was. Hij moest met mes en vork eten, een servet gebruiken en een kopje en schoteltje; hij moest zijne lessen leeren, naar de kerk gaan en netjes spreken. Waarheen hij zich ook wendde, overal werd hij door de grendels en ketenen der beschaving ingesloten en aan handen en voeten gebonden.

   La fortune de Huck et le fait qu’il était désormais le protégé de la veuve Douglas lui valurent d’être introduit dans la société de Saint-Petersburg. « Introduit » d’ailleurs n’est pas le mot. Il vaudrait mieux dire tiré, traîné, ce serait plus exact. Cette vie mondaine le mettait au supplice et il pouvait à peine la supporter. Les bonnes de Mme Douglas veillaient à ce qu’il fût toujours propre et net comme un sou neuf. Elles le peignaient, elles le brossaient, elles le bordaient le soir dans un lit aux draps immaculés. Il lui fallait manger avec un couteau et une fourchette, se servir d’une serviette, d’une tasse et d’une assiette. Il lui fallait apprendre des leçons, aller à l’église, surveiller son langage au point que sa conversation perdait toute sa saveur. De quelque côté qu’il se tournât, il se heurtait aux barreaux de la civilisation.

   Hij droeg zijne ellende drie weken lang, geduldig en onderworpen, en toen werd hij op zekeren dag gemist. Gedurende acht en veertig uren liet de weduwe overal naar hem zoeken. Het publiek was er diep mede begaan; men zocht rechts en links en de rivier werd zelfs gebaggerd. Den derden morgen nadat hij gemist was, ging Tom verstandig onder een paar leege vaten achter het verlaten slachthuis snuffelen en vond den vluchteling in een van deze. Huck had daar geslapen, hij had juist zijn ontbijt genuttigd, bestaande uit een paar armzalige stukjes brood en vleesch, die hij hier en daar had weggekaapt, en hij zat nu dood op zijn gemak in een okshoofd zijn pijpje te rooken. Hij was ongekamd, ongewasschen en gekleed in dezelfde oude lompen, die hem in de dagen, waarin hij nog vrij en gelukkig was, zulk een eigenaardig voorkomen gaven. Tom las hem de les, zeide hem hoezeer hij allen verontrust had en verzocht hem naar huis te gaan. Hucks gelaat verloor de uitdrukking van kalme tevredenheid en betrok. Hij zeide:

   Il supporta stoïquement ses maux pendant trois semaines, puis, un beau jour, il ne reparut plus. Durant quarante-huit heures, Mme Douglas, éplorée, le chercha dans tous les coins. Les gens du village étaient profondément peinés de sa disparition et allèrent même jusqu’à draguer le lit du fleuve à la recherche de son corps. Le troisième jour au matin, Tom Sawyer eut l’astucieuse idée d’aller fureter dans une étable abandonnée derrière les anciens abattoirs et découvrit le fugitif. Huck avait couché là. Il venait d’achever son petit déjeuner composé des restes les plus divers qu’il avait dérobés à droite et à gauche. Il était allongé sur le dos et fumait sa pipe. Il était sale, ébouriffé et portait les guenilles qui le rendaient si pittoresque au temps où il était heureux et libre. Tom le fit sortir de son antre, lui dit que tout le monde était inquiet de son sort et l’incita vivement à retourner chez la veuve. La mélancolie se peignit sur les traits du brave Huck.

   "Spreek er niet van, Tom. Ik heb mijn best gedaan, maar het gaat niet; neen, het gaat niet voor mij: ik ben er niet aan gewoon. De weduwe is goed en vriendelijk; maar ik kan het niet bij haar uithouden. Ik moet alle ochtenden op hetzelfde uur opstaan en mij het vel van het lijf laten wasschen en kammen; zij wil mij niet eens in de schuur laten slapen; ik moet kleeren dragen waaronder ik bezwijk; en zij zijn zoo akelig mooi, dat ik er niet mede kan zitten, liggen, noch op den grond rollen; ik mag nergens aankomen en moet naar de kerk gaan. Ik mag er geene vliegen vangen, niet pruimen, en moet den geheelen Zondag schoenen dragen. De weduwe eet, als de bel luidt; zij gaat naar bed, als de bel luidt; zij staat op, als de bel luidt; en alles gaat zoo drommels geregeld, dat een gewoon mensch er niet tegen bestand is."

   « Ne me demande pas ça, Tom, dit-il. J’ai essayé, il n’y a rien à faire. Rien à faire, Tom. Je ne pourrai jamais m’habituer à cette vie-là. La veuve est très bonne, très gentille pour moi, mais qu’est-ce que tu veux ? Elle me force à me lever tous les matins à la même heure et elle ne me permet pas de dormir dans les bûchers. Ses bonnes me lavent, me peignent, m’astiquent et me font enfiler de satanés vêtements dans lesquels j’étouffe parce que l’air ne passe pas. Mes habits sont si beaux, si chic, que je n’ose ni m’asseoir, ni m’allonger, ni me rouler par terre. Je ne suis pas entré dans une cave depuis… Oh ! je n’ose pas calculer tellement ça me paraît loin. On me traîne à l’église et je transpire ! j’ai chaud ! Je déteste ces sermons prétentieux, pendant lesquels on ne peut même pas attraper une mouche. C’est effrayant. Je n’ai pas le droit de chiquer et je suis forcé de porter des souliers toute la sainte journée du dimanche. La veuve mange à la cloche, se couche et se lève à la cloche… Tout est réglé d’avance. Non, je t’assure, ça n’est plus tenable.

   "Maar, Huck, zoo leeft iedereen."

   – Mais tout le monde en fait autant, Huck.

   "'t Kan me niet schelen, Tom; ik ben niet als iedereen en ik kan het niet uithouden. Het is vreeselijk om zoo aan banden gelegd te worden. En je komt er zoo gemakkelijk aan je eten, dat het mij niet smaakt. Als ik wil visschen, moet ik het vragen; als ik wil zwemmen, moet ik het vragen; en vroeger kon ik alles doen wat ik wou. Elken dag vlucht ik een uurtje naar den zolder om te rooken, omdat ik zoo'n flauwen smaak in mijn mond heb. Als ik dat niet deed zou ik sterven, Tom. De weduwe gunt me geen pijp; ik mag niet gapen, mij niet uitrekken en mij niet krabben, als er anderen bij zijn. Ik moet ook op mijne knieën liggen, ik moet naar school gaan--en dat wil ik niet, Tom. 't Is mij een kwelling om rijk te zijn en te zweeten, totdat je woudt dat je dood was. Neen, deze kleeren lijken mij, een vat lijkt me,--en ik denk niet weder te veranderen. Toch, ik zou nooit in al die ellende gekomen zijn, als het niet was door dat geld. Nu moet je mijn part maar bij dat van jou doen en mij nu en dan een cent of wat geven,--doch niet vaak, omdat ik geen penning geef om dingen, die ik kan koopen. En dan, och toe, maak jij het weer voor mij af met de weduwe!"

   – Ça m’est égal, Tom. Moi, je ne suis pas tout le monde et je ne peux pas me faire à cette vie-là. C’est épouvantable d’être vissé comme ça. Et puis, c’est trop facile. Il y a toujours tout ce qu’il faut sur la table et ça ne devient même plus drôle de chaparder un morceau. Je dois demander la permission de pêcher à la ligne ou de me baigner dans la rivière… Quand on ne peut rien faire sans autorisation, c’est le commencement de la fin ! Il faut aussi que je surveille mes paroles. J’en suis malade, et si je n’étais pas monté tous les jours au grenier pour jurer un bon coup, j’en serais déjà mort. La veuve me défend de fumer. Elle me défend également de bâiller, de m’étirer ou de me gratter devant les gens… Je ne pouvais pas faire autrement, Tom, il fallait que je fiche le camp. N’oublie pas non plus que l’école va bientôt rouvrir et que je serai forcé d’y aller. Ça, mon vieux, je te garantis que je ne le supporterai pas ! Écoute, Tom, quand on est riche, ce n’est pas aussi drôle que ça devrait être. On n’a que des embêtements par-dessus la tête et on n’a qu’une idée, c’est de casser sa pipe le plus tôt possible. Les guenilles que je porte maintenant me plaisent et je veux les garder. Je veux continuer à coucher dans cette étable. Je m’y trouve très bien. Tom, sans ce maudit argent, tous ces ennuis ne me seraient pas arrivés. Alors, tu vas prendre ma part et tu me donneras une petite pièce de temps en temps. Oh ! pas trop souvent parce que je n’aime pas les choses qu’on obtient sans se donner de mal ! Je te charge d’aller expliquer tout ça à la veuve, mon vieux.

   "O, Huck, je weet, dat ik dat niet doen kan! Dat is niet mooi; en buitendien, als je het nog een poos probeert, zul je eindigen met het prettig te vinden."

   – Voyons, Huck, tu sais très bien que je ne peux pas faire ça. Ce ne serait pas juste. Je suis persuadé que si tu y mets de la bonne volonté, tu t’habitueras très vite à cette vie-là, et que tu finiras même par l’aimer.

   "Prettig vinden? Ja--net zoo zeker als ik het prettig zal vinden, om een uur op een brandende kachel te zitten. Neen, Tom, ik wil niet rijk zijn en in die vervloekte, mooie huizen wonen. Ik houd van de bosschen en van de rivier en van leege vaten--en daarbij denk ik te blijven. Juist toen we een grot gevonden hadden en geweren, en alles klaar was om roovers te worden, daar komt me die verdraaide weduwe en bederft alles!"

   – L’aimer ! L’aimer comme j’aimerais un poêle chauffé au rouge si j’étais forcé de m’asseoir dessus ! Non, non, Tom, je ne veux pas être riche, je ne veux pas vivre dans ces maudites maisons bourgeoises ! Moi, j’aime les bois, le fleuve et les étables où je couche. Je ne veux pas les quitter ! C’est bien là notre veine. Juste au moment où nous avons des fusils, une grotte et tout ce qu’il nous faut pour devenir des brigands, il y a ce maudit argent qui vient tout gâcher ! »

   Tom zag een lichtstraal.

   Tom saisit la balle au bond.

   "Kijk eens hier, Huck. Rijk zijn verhindert een mensch niet om roover te worden."

   « Dis donc, Huck, ce n’est pas d’être riches qui va nous empêcher de devenir des brigands.

   "Niet? O, dat is gelukkig! Meen je dat, Tom? Meen je het wezenlijk?"

   – Sans blague ! Oh ! ça c’est chouette, mais tu n’es pas en train de te payer ma tête, mon vieux Tom ?

   "Ja, zoo waar als ik hier zit. Maar, Huck, je kunt niet meer met ons mee doen, als je geen fatsoenlijke jongen wordt."

   – Non, je te jure, seulement, Huck, nous ne pourrons pas t’accepter dans la bande si tu n’es pas un type respectable. »

   Le visage de Huck s’assombrit.

   "Waarom niet, Tom? Ben ik dan ook niet zeeroover geweest?"

   « Comment ! Vous ne m’accepterez pas ? Vous m’avez bien accepté, Joe et toi, quand vous êtes devenus des pirates.

   "Jawel, maar dat is heel wat anders. Een struikroover is veel voornamer dan een zeeroover. In de meeste landen zijn de groote lui allemaal roovers."

   – C’est différent. En général, les brigands sont des gens bien plus distingués que les pirates. Dans la plupart des pays, ce sont tous des aristocrates, des ducs, des… enfin, des types dans ce goût-là.

   "Tom, jij die altijd zoo goed jegens mij geweest bent, waarom sluit je me nu buiten? Neen, je meent het niet, Tom."

   – Voyons, Tom, tu resteras toujours mon ami, n’est-ce pas ? Tu ne vas pas me tourner le dos ? Tu ne peux pas faire une chose pareille, hein ?

   "Huck, ik wou dat ik het niet behoefde te doen en ik voor mij zou het je ook niet behoeven; maar wat zouden de menschen zeggen? De menschen zouden zeggen: 'Nu! de bende van Tom Sawyer.... gemeene lui.' En daarmede zouden ze jou meenen, Huck. Dat zou je ook niet prettig vinden."

   – Que veux-tu, mon vieux, ça me serait très dur, mais que diraient les gens ? « La bande de Tom Sawyer ! Peuh ! Un joli ramassis ! » Et c’est à toi qu’ils feraient allusion, Huck. Tu ne voudrais pas de ça, hein ? et moi non plus. »

   Huck zweeg eenige oogenblikken en had een bitteren strijd in zijn binnenste te voeren. Eindelijk sprak hij:

   Huck se tut et se mit à réfléchir.

   "Wel, ik zal voor een maand naar de weduwe teruggaan en het probeeren, en zien of ik het kan uithouden, als je me belooft dat ik bij de bende zal behooren, Tom."

   « Allons, finit-il par dire, je veux bien faire un effort, Tom, à condition que tu me laisses entrer dans ta bande. Je retournerai passer un mois chez la veuve pour voir si je peux m’habituer à la vie qu’elle me fait.

   "Best, Huck, dat blijft afgesproken. Ga maar mee, oude jongen; ik zal aan de weduwe vragen, of ze je een beetje meer vrijheid wil geven."

   – D’accord, mon vieux. C’est entendu. Suis-moi. Je demanderai à la veuve de te laisser un peu la bride sur le cou.

   "Zul je dat wezenlijk doen, Tom? Dat is goed. Als ze mij maar enkele dingen toelaat, die ik graag doe, zal ik wel vloeken en rooken, waar ze mij niet hoort of ziet, en mij er dan wel doorredden. Wanneer ga je de bende in orde maken, en wanneer worden we roovers?"

   – Vraiment, Tom ! Tu vas faire ça ? C’est rudement chic. Tu comprends, si elle n’est pas tout le temps sur mon dos, je pourrai fumer, jurer dans mon coin et sortir un peu, sinon je vais éclater. Mais dis-moi, quand vas-tu former ta bande et commencer à faire le brigand ?

   "Nu, zoo dadelijk. Wij zullen de jongens bij elkaar zien te krijgen en van nacht het initiatief nemen."

   – Ça ne va pas tarder. Nous allons peut-être nous réunir ce soir et faire subir à tous les membres les épreuves de l’initiation.

   "Het initiatief? Wat is dat?"

   – Hein ? qu’est-ce que tu dis ? Qu’est-ce que c’est que ça, l’initiation ?

   "Dat is, dat we zweren zullen, elkander bij te staan en nooit de geheimen der bende te verklappen, zelfs al werden we aan stukken gehakt, en het geheele huisgezin uit te moorden van hen, die de bende kwaad doet."

   – Eh bien, voilà. On jure de ne jamais se quitter et de ne jamais révéler les secrets de la bande, même si l’on se fait couper en petits morceaux. On jure aussi de tuer tous ceux qui ont fait du mal à l’un des membres de la famille.

   "Dat is aardig,--dat is allemachtig aardig, Tom."

   – Ça, par exemple, c’est génial, mon vieux.

   "Wel, waarachtig is het dat. En wij moeten tegen middernacht zweren, op de akeligste, eenzaamste plaats, die we maar vinden kunnen. Een spookhuis is het beste; maar die zijn nu allemaal omvergehaald. En wij moeten zweren op een doodkist en den eed met bloed bezegelen."

   – Je pense bien ! Et ce n’est pas tout. Il faut prêter serment à minuit dans l’endroit le plus désert et le plus effrayant qu’on puisse trouver. Une maison hantée de préférence ; mais, aujourd’hui, on les a toutes rasées.

   – Oh ! tu sais, Tom, du moment que ça se passe à minuit, ça doit marcher.

   – Bien sûr. Et il faut jurer sur un cercueil et signer avec du sang.

   "Nu, dat lijkt mij! Wel, dat is duizendmaal prettiger dan zeeroover te zijn. Ik zal tot aan mijn dood bij de weduwe blijven; en als ik een geduchte roover zal zijn, van wien iedereen den mond vol heeft, zal ze nog blij toe wezen, dat ze me uit het slijk heeft gehaald."

   – Ça, au moins, ça ressemble à quelque chose, parole d’homme ! C’est mille fois plus chouette que d’être pirate. Je vais retourner chez la veuve, Tom, et je resterai chez elle. Si je deviens un brigand célèbre, je parie qu’elle sera fière de m’avoir tiré de la misère. »

   CONCLUSION

   Dus eindigt dit verhaal. Daar het uitsluitend mijne bedoeling was, de geschiedenis van een jongen te vertellen, mag ik thans ophouden; anders zou het de levensbeschrijving van een man worden. Als men een roman schrijft over volwassenen, weet de schrijver precies hoe hij moet eindigen,--te weten, met een huwelijk. Doch wanneer hij iets uit de kinderwereld weergeeft, moet hij ophouden, waar het hem 't best toeschijnt.

   Ainsi s’achève cette chronique. Elle ne pourrait guère aller plus loin car ce serait alors l’histoire d’un homme. Le romancier qui écrit une histoire d’adulte sait exactement où et comment s’arrêter, c’est le plus souvent par un mariage. Quand il s’agit d’un enfant, il s’arrête où il peut.

   De meesten der personen die in dit boek voorkomen leven nog en zijn voorspoedig en gelukkig. Misschien zal het de moeite waard zijn te eeniger tijd de geschiedenis der kinderen nog eens op te nemen en te zien wat voor soort van mannen en vrouwen zij geworden zijn. Daarom zal het 't verstandigst wezen voor het oogenblik van dat tijdperk huns levens niet te spreken.

   La plupart des personnages de ce livre vivent toujours. Ils sont prospères et heureux. Peut-être aura-t-on envie de reprendre un jour ce récit et de voir quel type d’hommes et de femmes sont devenus les enfants dont nous avons parlé. Il est donc plus sage à présent de ne rien révéler d’autre sur cette partie de leur vie.

Text from ebooksgratuits.com
Audio from audiocite.com